Veertien Kruiswegstaties

Een aantal jaren geleden waren we in een katholieke kerk in Frankrijk. Ons oog werd getrokken door de serie uit hout gesneden afbeeldingen van het lijden van de Heer. We kwamen onder de indruk van de via crucis, de kruiswegstaties.

Het woord statie is, volgens de site historiek.net, afgeleid van het Latijnse statio: halteplaats. Bij iedere afbeelding houden gelovigen tijdens de kruisweg ‘halt’. In gebed sta je stil bij een specifiek onderdeel van de lijdensweg van Christus. Bij iedere statie wordt gewoonlijk een kort gebed uitgesproken dat steeds begint met de volgende woorden: “We aanbidden u, o Christus, en we zegenen u. Want door uw heilig kruis hebt u de wereld verlost.”

In het voorjaar van 2023 schreef ik deze serie gedichten bij de veertien taferelen:

I Jezus wordt ter dood veroordeeld

Uit de stilte brak een woord los,
het was bij God en het was God
en dat woord werd gebonden
naar buiten gebracht
op bevel van Pontius Pilatus,
die vanaf zijn rechterstoel
de opgefokte horde
hun koning wilde tonen,
een onschuldig woord.

Honen deden ze, honend
klonken honderden woorden
vol bloed en dood en ongeduld
zodat de rechter opgefokt
die ochtend vroeg het woord,
dat bij hem was, verjoeg,
met schuld gevuld gaf hij
het over om gekruisigd te worden.
God werd er stil van.


II Jezus neemt het kruis op zijn schouders.

Het moet een sterk woord zijn.
Onder het kruis moet iets als onschuld
de schouders zetten, de knikkende knieën
strekken en met kiezen op elkaar dwarsbalk
en schandpaal tot volle glorie heffen,
trillende benen en een bloedig lijf
om bij elke stap schuld op te nemen.
Is er een zelfstandig naamwoord
anders dan dat van die afgematte man,
geduldig glanzend aan de ketting,
zo’n hanger die je kopen kan
voor weinig?


III Jezus valt voor de eerste maal onder het kruis

Het kan opzettelijk.
Kwade opzet zet een voet dwars
en onschuld struikelt door de straat,
met ellenboog joelt rotschop
haar de stad uit. Eén scheve tegel
doet voldoende kwaad.

Het is opzettelijk.
Manshoge last op beurse rug,
wat wil je? Gewapende woorden
jagen voort naar Schedelplaats,
onderweg kan zij vast knielen,
deze schuld.

En door. Het moet opzettelijk.
Een doornenkroon, bespuwde kaken,
met hoon beladen en dan geen bloed
besmeurde knieën? Kom, kom.
Zo moet zij weg, de onschuld,
zo is zij weg.


IV Jezus ontmoet zijn heilige moeder

verschijnt natuurlijk, tussen blikken
eng en echt, tussen grote oren
die niet willen horen wat
dat kruis daar
tot hen zegt.

dringt zich naar voren
tussen vervloeking door
en onbeschaamde parodie,
alleen en echt alleen,
om oogcontact te maken:
– zie mij aan, zoon, zie –

tussen de doornen door
gezien wil zij daar bloeden
voor zijn nog niet bezweken hart
dat lieve liefde klopt,
lieve liefde meeneemt
in een blik vol onschuld.

juist dat hij omkijkt,
om deze Smartenmoeder
voor breken te behoeden.


V Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis dragen

Heb je niets van doen met een verhoor
diep in de nacht, heb je niemand bespot
en geen kroon gevlochten
van doornen Gods, vonnis
heb je niet geëist, Simon
heet je, gewoon Simon
die van z’n eerlijke akker komt
om de vreugde van de dag
te delen in de stad van de Heer
en dan moet je, op gezag,
omkeren.

Rechtsomkeert,
met die onschuldige stakker mee,
rechtsomkeert, omdat je
niets beters te doen hebt.


VI Veronica droogt het aangezicht van Jezus af

De stoet des doods valt stil, stopt
nu een vrouw als zij naar voren stapt
en alles doet om eerlijk aan te raken,
haar huiddoek deppen laat en betten,
het hoofd vol wonden vegen wil.
Haar zachte handenlaken sluit
om onze schuld en schaamte.

Soldaten staken, zwijgen
gehoorzaam bij zoveel
onschuld. Eén keel raspt.

Het ware beeld van liefde
vloeit in haar hart en lijflap,
op weg naar Golgotha,
hospice, brancard en plaats delict
en is daar, nu.
Daar is Veronica.


VII Jezus valt voor de tweede maal

Eén keer struikelen is overmacht, onschuldig incident,
in korte tijd twee keer, dat voelt verdacht, en struikelen
met hulp van Simon, dat klinkt als klacht, zo na Veronica –

Weer opstaan! Er wordt op ons gewacht.


VIII Jezus troost de wenende vrouwen

Als druiven zijn borsten,
trotse druppels van de wijnstok.

Hete tranen wrange wijn,
voor de mond van de zoete.

Klagende kreunen volgen
hese kreten van de liefste.

Nat is zijn hoofd van zweet,
vol geronnen bloed zijn lokken.

De liefste valt en valt
en duizeling bevangt
één borst, en nog een.

Nog een. Borsten vangen
klappen op en harde woorden
voor de dag van morgen.

Hij laat het schroeien,
de onschuldige, hij spreekt
over geluk, als je geen kind
gezoogd hebt, zelfs niet een.

Hoe dan niet vloeien?


IX Jezus valt voor de derde maal

Onschuld heeft een punt.
Als zij struikelt, steekt zij hard
Gods grond, het hart
van mensen op Gods aarde.

Zij geeft een bluts, of
laat een putje achter, of
scheurt, het liefst, de opperhuid
bloedt als het meezit.
Wat spuit er dan naar buiten,
de goede aarde op?

Wacht.

Want onschuld zal weer struikelen.
Terecht. Zij heeft een punt.


X Jezus wordt van zijn kleren ontdaan

Als je achter hem staat,
valt op de ruwe rug het licht:
veroordeeld, rood en opgezwollen.

Ga voor hem staan,
dan spreekt het bont en blauw
je rechtstreeks aan, gericht.

Ga op je knieën
naast de nutteloze slippers:
kus kromme tenen, rauwe korsten.

Sla nu je ogen op en zie:
de lendendoek van het geloof
draait om kapotte billen. En liefde
vleit om open borst en schrille botten.
De taal van hoop erom en hoor
een schedelplaats vol schoonheid.

Gods majesteit, aldus de hoge hemel,
de volle zon op wat Hij heeft gemaakt.


XI Jezus wordt aan het kruis geslagen

Allicht, nu komen alle woorden samen
op de plek van houten balken, lange nagels
en de plicht, welkom terrein voor iedereen
die kijken wil nu iets heel lichts
eens en voorgoed wordt vastgeprikt.

Het werd teveel voor lichtschuw volk
en daarom kent de aarde zwaarden en kurassen,
en mannen die van lijken weten
en elke spijker zo weten te passen
dat zitten blijft wat waaien wil
en doven moet, eens en voorgoed.

Want zo onschuldig is dat niet,
zo’n losgezongen woord dat leven doet,
licht onder invloed naar men zegt, maar toch,
ons leven doet, en ongevraagd nog wel.

Een toontje lager leren zingen aan een kruis,
dat eerst – en dan opgewekt naar huis.


XII Jezus sterft aan het kruis

Geen twijfel mogelijk!
De officier van dienst doorbrak het zwijgen,
heel even was geen kreet of lach gehoord,
niemand hoestte, stond te hijgen
en wie het heftig voelde jeuken
liet zelfs het krabben uit z’n hoofd.
Ook haalde je je neus niet op, laat staan
dat je een scheet liet, of kreunde
als bij neuken. Nee, dat alles niet.
Het kwam bij niemand op.
Het was zo stil alsof die laatste zucht
vol onschuld heel ver weg verwaaide,
ergens op de woeste aarde
waar zojuist een witte uil verdween.
De Romein verhief zijn stem,
pal naast de vastgepinde dode:
Hij was Gods Zoon!

Daarna kwam alles los,
en iedereen.


XIII Jezus wordt van het kruis afgenomen

Een bloedverwant is dood.
De vogelvrijverklaarde
glijdt waardig in de schoot
van moeder. Want moeder baarde.


XIV Jezus wordt in het graf gelegd

Zoete zalf geurt linnen doeken in,
aan de gestorven onschuld kleeft verdrietig vet.
De hemel kreeg zijn geest in handen,
op aarde gaat het woord de strakke banden in,
en buiten staan soldaten.

Ingewikkeld allemaal.
Het weefsel houdt het bloed in goede banen,
al vloeit er uit de gaten wel wat water,
maar dat is taal voor later.
Nu is het tijd voor rust, voor mens en dier.
Eerst maar eens zwijgen. Bekijken
wat de wond gaat doen.

Hier buiten kun je voeten wassen
of slapen als een hond.


In de katholieke kerk wordt de kruisweg traditioneel gelopen op Goede Vrijdag, de dag waarop de kruisiging en dood worden herdacht.

De traditie komt voort uit de vroegchristelijke gewoonte van pelgrims om in Jeruzalem de route te lopen die Jezus na zijn veroordeling bij Pilatus naar Golgotha liep. In de vijftiende eeuw kende de kruisweg slechts zeven staties. In de zeventiende en achttiende eeuw breidde dit aantal zich langzaam uit en kwam men op veertien haltes. In het jaar 1751 werden de onderwerpen van de veertien staties door paus Benedictus XIV vastgelegd. De paus stelde op dat moment ook de aanwezigheid van een kruisweg in rooms-katholieke godshuizen verplicht. In 2004 paste paus Johannes Paulus II de kruisweg aan. Enkele, niet in de bijbel beschreven, apocriefe taferelen werden toen vervangen door anderen. Staties die werden geschrapt waren Jezus’ ontmoeting met zijn moeder, de vallende Jezus onder het kruis en het afdrogen van Jezus’ gelaat door Veronica.