Uitvaart: familiesamenkomst of kerkdienst?

In de kerkorde van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (van kracht sinds 1 juli 2015) is deze bepaling opgenomen:

“Het houden van kerkdiensten op andere dagen, in bijzondere situaties of voor bijzondere groepen wordt in de vrijheid van de kerken gelaten.” (C38.2).

Dit artikel vervangt de uitspraak dat rouwdiensten niet worden belegd (artikel 71 KO 1978). In de voorbereiding van de nieuwe kerkorde werd in eerste instantie door de commissie voorgesteld deze uitspraak te doen: “Wanneer een lid van de gemeente overlijdt, kan de kerkenraad op verzoek van de familie bij de begrafenis een dienst van Woord en gebed beleggen.” Allerlei bijgeloof en misstanden die in de 16e eeuw aanleiding waren voor het stellen van dit artikel, gelden niet meer in die vorm, aldus de commissie. Volgens de voorgestelde regel bleef de begrafenis een aangelegenheid van de familie. Er is een verzoek van de familie nodig, wil er bij de begrafenis een kerkdienst worden belegd. De kerkenraad maakt de nodige afwegingen en beslist hierover. Er zijn situaties waarin het sterven van een gelovige zoveel impact heeft in de gemeente, dat haar bijeenkomen op de dag van de begrafenis natuurlijk en gewettigd is.

In de tweede ronde werd dat gewijzigd. Men overwoog dat in algemeen overtuigende gevallen een kerkdienst bij een begrafenis ook kan vallen onder een algemene bepaling. De commissie schreef in een toelichting: “Bij dit alles moet wel bedacht worden dat door alle eeuwen heen rond de begrafenis van christenen aan de kerk als kerk en niet alleen aan de persoon van een predikant of ouderling een rol is toegedacht. Ook in de Reformatie is dat niet losgelaten.”

In principe kan ook in deze protestantse traditie de samenkomst voorafgaand aan de begrafenis een kerkdienst worden.


Wat verandert er als de uitvaartdienst een officiële kerkdienst wordt?
Op dit ogenblik gaat het zo: de familie vraagt mij als voorganger om een meditatie te houden en een liturgie samen te stellen van een samenkomst die zij beleggen. Zij hebben meestal de tekst gekozen en een lijst met liederen klaar. De uitvaartverzorger regelt het  kerkgebouw, de organist of andere muzikant, een gastheer of –vrouw en de koffietafel. Als ik als voorganger de samenkomst leid, dan doe ik dat op uitnodiging van de familie; een ander kan het ook doen, als de familie dat wenst. De familie verstuurt de kennisgeving van overlijden. Dat is direct de uitnodiging voor het bijwonen van samenkomst en begrafenis.

Als die samenkomst een kerkdienst wordt, roept de kerkenraad mensen op te komen. De uitnodiging is dan niet slechts gericht op de naaste familie, vrienden en bekenden, zelfs niet op hen in de eerste plaats, maar op de kerkelijke gemeente die door deze kerkenraad geleid wordt. In de kerkdienst is de predikant door de kerkenraad gemachtigd om voor te gaan. Dat sluit niet uit dat familieleden meebepalen hoe de liturgie eruit ziet, het sluit ook de bijdragen van anderen aan de dienst niet uit, maar de stijl en ruimte van de dienst wordt dan in de eerste plaats bepaald door de liturgische traditie. Daarin staan in de gereformeerde traditie lezing, preek, lied en gebed centraal. Het meest opvallende extra is dat in een kerkdienst ook het heilig avondmaal gevierd kan worden. Dat is namelijk niet los verkrijgbaar samen met een predikant: het sacrament wordt gevierd door de gemeente zoals die onder de verantwoordelijkheid van de kerkenraad samenkomt (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 35: “… wij ontvangen dit heilig sacrament in de samenkomst van Gods volk met ootmoed en eerbied.”, met een verwijzing naar Handelingen 2,42 en 20,7).

De requiemmis in de Rooms-katholieke traditie kent de viering van de eucharistie als vooronderstelling. In het centrum van een requiem fungeert het offertorium als voorbereiding van de gaven, brood en wijn. Het Sanctus is onderdeel van het eucharistisch gebed en het Agnus Dei wordt gezongen bij het breken van het brood. “Eeuwig licht moge over hen schijnen, Heer, voor eeuwig bij uw heiligen, want Gij zijt liefde.” (Lux aeterna) is de tekst die past bij de communio. Vooraf hieraan en aansluitend zijn verschillende liedteksten standaard geworden, maar centraal staat de eucharistieviering: “Offers en gebeden dragen wij u op…” (Hostias et preces tibi, Domine, laudis offerimus) uit het offertorioum is een verwijzing naar de eucharistie als herhaling van het eenmalige offer van Christus aan het kruis (Jan Christiaens, ‘De tekst van het requiem: historiek, structuur en betekenis.’ in Pieter Bergé en Jan Christiaens (red.), Dies Irae: Kroniek van het Requiem. Leuven, Lipsius, 2011, 35).

Wie nu in de gereformeerde traditie een kerkelijke uitvaartdienst houdt en daarbij het heilig  avondmaal viert, ontvangt een ander perspectief: het heilig avondmaal is geen symbolische herhaling van het offer van Christus, in gebed gericht tot God. Het is een gedachtenismaal dat zich richt op de deelnemers: de avondmaalgangers worden gesterkt in het actuele geloof door het gebruik van de sacramenten (Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 65). Waar het vieren van de eucharistie als gave aan God verbonden kan worden aan het welzijn van de overledene (met het oog op het verblijf in het vagevuur), kent het heilig avondmaal in de protestantse traditie die verbinding niet. De nabestaanden en de rondom hen samengekomen gemeenteleden laten zich bemoedigen en vertroosten. De actieve handeling komt hier van God (door middel van zijn dienaar), de avondmaalganger is de ontvanger en begenadigde.

“De centrale functie van het uitvaartritueel is om het verlies te aanvaarden en de dode uit handen te geven,” schrijft Paulus Oskamp (‘Kerkelijke uitvaart’ in Paul Oskamp en Niek Schuman (red.), De weg van de liturgie: Tradities, achtergronden, praktijk.3 Zoetermeer: Meinema, 2001, 342). Bij dat aanvaarden van het verlies kan het gaan om dankbaarheid voor het goede dat iemand betekend heeft. Het kan ook gaan om verootmoediging in het besef dat wij als door God begenadigde zondaars een mede-zondaar begraven. Het kan gaan om het uiten van verdriet of zelfs het onder woorden brengen van klachten aan Gods adres. Sommigen sterfgevallen roepen grote vragen op en dringen tot de klagende uitroepen. Nabestaanden en belangstellenden willen ook hoop uitdrukken of ontvangen, hoop op weerzien of hoop op herstel van vrede en geluk, op heling van wonden.
Het leven is niet voor ieder hetzelfde en dus ook het afscheid niet. Daarom moeten de verschillende aspecten afgewogen worden geplaatst in de uitvaartliturgie.
Ook het uit handen geven van de dode vraagt om goede teksten, gesproken, gezongen of gebeden. In de kerkdienst bereiden de aanwezigen zich immers voor op de ter aarde bestelling. Waar het leven al dagen uit het lijk geweken is, is toch het achterlaten van het lichaam in de aarde een echte stap van verdergaand afscheid. Het is onthechten. Dat is niet ineens gedaan. Niet voor niets keren mensen soms nog terug naar het graf. Gevoel en verstand moeten vrede krijgen met de dood van de overledene en dat elk in eigen tempo.

Hoe kan het avondmaal dan het geloof versterken als in de protestantse traditie de uitvaart een kerkdienst wordt? Dan zal het de liturgische kunst zijn om de genoemde aspecten te verbinden met het lijden, sterven en opstaan van de Heer. De dankbaarheid voor het goede richt zich op de Heer: door zijn dood ontvingen gelovigen zijn Geest die goedheid creëert (Romeinen 8,2). De verootmoediging wordt opgeroepen door het gedenken van de dood van de Heer als enige weg tot de Vader (Johannes 14,6). Verdriet en klacht krijgen rechtvaardiging als wij de Heer gedenken die met onze zwakheden kan meevoelen. Daarom kunnen wij zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige (Hebreeën 4,14-16). De gekruisigde Heer stond op: dat geeft hoop op leven na de dood, weerzien en heling (1 Tessalonicenzen 4,13-18; Openbaring 14,13 en 22,2). En zoals de Heer stervend zijn geest overgaf in de handen van zijn Vader, zo dragen wij onze doden over in de handen van de Levende (Lukas 23,46 en Psalm 31,6). Het eten van brood en drinken van de wijn kan ons zo helpen op een christelijke manier te onthechten.

Het lijkt me meer dan wenselijk die nauwe verbinding tussen ons aanvaarden van verlies en het overgeven van de dode aan God te leren zien als vrucht van het lijden, sterven en opstaan van onze Heer. Dat zoiets alleen zou kunnen door middel van het vieren van het heilig avondmaal, dat is een stelling die niet hard te maken valt, dunkt me. Een liturgisch goed doordachte dienst in een familiesamenkomst kan hetzelfde effect hebben. Maar als het bij gelegenheid een officiële kerkdienst is, dan is het tastbare sacrament werkelijk een toevoeging; met goede woorden er omheen, goede liederen vooraf, erbij en daarna.