Naar Psalm 116

Ik weet niet precies wie ik zal aanspreken:
jullie, mijzelf of U, Majesteit, luister,
ik wil het hardop zeggen: ik houd van U.

Dat is bepaald niet altijd zo geweest.
Ik weet alles van doodsangst, pijn, veel pijn,
machteloos kon ik weinig anders dan roepen om hulp.

Majesteit, U staat voor genade, recht en milde goedheid
voor types als ik, mensen die er alleen niet uitkomen.

Ik lach nu door mijn tranen heen. Ik sta rechtop
en durf de schaafwonden van de struikeling te tonen.
Met geheven hoofd ga ik door het land van de levenden.

Majesteit, U staat voor genade, recht en milde goedheid
voor types als ik, mensen die er alleen niet uitkomen.

Als ik er nog aan terugdenk… hoe weinig
vertrouwen had ik nog over: in mijzelf,
in anderen. Ik voelde me diep ongelukkig.
“Kom tot rust, jongen,” zei ik tot mezelf.

Of ik er wat tegenover wil zetten,
tegenover Uw betrouwbaarheid?

Graag.
Ik zal U blijven aanspreken, ik hef het glas op U,
ik zal me niet verschuilen achter goddeloosheid.
Beloofd.

Naar Psalm 134

Als herders in de nacht, op wacht bij de kudde,
zo zijn wij, dienaren van de HEER.

Ja, ook in de nacht staan wij klaar
om het huis van God te verzorgen.

Majesteit, wij danken U voor dat voorrecht.

Zie onze lege handen, HEER, omhoog geheven,
van Uw kant verwachten wij leiding.

U hebt immers hemel en aarde gemaakt,
hier beneden is leven een zegen van boven.

Majesteit, wij eren Uw gezegende Naam.

Naar Psalm 133

Wat is het goed dat wij samen optrekken, nietwaar?
Eensgezindheid is hartverwarmend als de liefde zelf.

Langzaam glijdt olie van top tot teen over het lijf
van Gods priester, kostelijke olie komt overal terecht.

Een nieuwe voorjaarsmorgen begint met dauw,
neergedaald van boven op alle bladeren en sprieten.

Goed leven zonder einde is zo’n zegen voor ons allen.
Bij God thuis zullen wij dat samen vinden, nietwaar?

Naar Psalm 132

Majesteit, weet U wel hoeveel het onze koning
heeft gekost om zijn gelofte aan U waar te maken?

Hij heeft zich geen rust gegund om U!
Uw woning hier beneden nam hem zo in beslag,
dat hij zijn bed niet zag, altijd onderweg omhoog,
kosten noch moeite werden gespaard.

Wij hebben Uw heiligdom gevonden: Uw hart,
bloedend blootgelegd, gewoon hier beneden,
wij knielen in aanbidding neer: Hulde, HEER.

Mogen wij mee met U, onderweg omhoog,
aan Uw hart verbonden, gehuld in Uw rechtvaardigheid,
blij omdat wij zo vertrouwd met U mogen omgaan?

Denk aan Uw eigen toezeggingen!
U wilde echt één van ons laten regeren,
op voorwaarde van trouw en gehoorzaamheid, zeker,
maar toch ook simpelweg vanwege Uw keuze,
Uw rustplaats, gewoon omdat U het wilt?

En waar U woont is toch overvloed?
Honger kun je je daar niet eens voorstellen,
mensen lopen erbij als Uw gewijde priesters,
je leest enkel blijdschap op hun gezichten.

Bent Uzelf niet hier beneden omhoog gekomen,
was U niet het Licht dat ontstoken werd?

Uw vijanden hebt U beschaamd gemaakt,
maar Uw Christus draagt de schitterende kroon.
 

Naar Psalm 131

Misschien zit ik al te hoog, Majesteit.
Mijn hart en ogen zijn zo vaak gericht
op wat te groot en te wonderlijk is.

Ik zou het willen zeggen, nu ik U nader:
dat mijn ziel rustig en stil is geworden
en hoogmoed mij zo compleet ontbreekt

als aan een peuter, geborgen bij zijn moeder,
zo op haar heup, zo om haar heen gevouwen,
zo innerlijk verstild bij U.

Ik houd het hier beneden voorlopig op:
Blijf hopen, mensen! Want God is oneindig.