Mislukte messias

De Jezus-trilogie van J.M. Coetzee is afgerond. Het laatste deel, over de dood van Jezus, heeft me niet echt gegrepen. Ook biedt het niet de ontknoping waarop ik hoopte. David kwam in het eerste deel (De kinderjaren van Jezus) aan in een nieuwe wereld en had geen herinnering aan vroeger. In de schooldagen (tweede deel) blijkt hoe moeilijk deze jongen zich aanpast aan de omgeving (en andersom). In dit laatste deel sterft hij. Er lijkt een beweging van volgelingen te ontstaan, maar waarom eigenlijk? Wat had hij te melden?

Volgens Hans Achterhuis in Trouw helemaal niets: “Een mislukte messias dus. Uiteindelijk blijkt David ook helemaal geen boodschap te hebben. Vlak voor zijn dood is hij te moe om die uit te spreken. Simon en Inez, maar ook Dmitri kennen de inhoud  van de boodschap niet.” (Trouw, 19) Simón is de man die zich in het begin over de jonge David ontfermt. Inés is de vrouw die gevonden wordt om de moeder van David te worden. En Dmitri is een man met een misdaad op z’n geweten. Hij wordt een fanatieke volgeling. Het is helder dat de verwijzingen naar Bijbelse personen overvloedig aanwezig zijn. Dat kon je al niet missen vanwege de titels van de boeken. Het verhaal zelf bevestigt het. In zijn Trouw-artikel wijst Achterhuis vakkundig de Bijbelse parallelfiguren aan. Tegelijk laat hij zien hoe Coetzee de serie volstopt met verwijzingen naar de Griekse filosofie (de getallenleer van Plato) en de Europese verteltraditie (Cervantes’ Don Quichot).

In zijn ‘filosofisch leesavontuur’ heeft Achterhuis eerder dit jaar de eerste twee delen geanalyseerd vanuit het perspectief van de utopie. Hij wijst op allerlei overeenkomsten tussen grote utopieverhalen uit het verleden en de wereld die Coetzee creëert in deze Jezus-boeken. Het opvallende in het verhaal van de jongen David is dat hij start zonder herinneringen. Achterhuis vertelt dat een utopieschrijver normaliter een deel van zijn wensdromen projecteert op die nieuwe wereld. Dat is hier niet het geval. Maar het is ook geen dystopie. “Daarvoor is Simón met al zijn verzet tegen de nieuwe orde toch te meegaand.” (260) Het lijkt een oefening te zijn om te ontdekken wat de verhouding tot de werkelijkheid wordt als we onze herinneringen kwijt raken. Komt er dan een betere toekomst? Achterhuis lijkt de psycholoog Draaisma gelijk te geven. Hij stelt dat ons geheugen het dragende beginsel van onze identiteit is.

Op dit punt gaat mijn geloofstraditie meespreken. Gaan wij in het eeuwige leven verder zonder herinnering aan het leven nu? Is dat zo’n herstart a la David en en Simón? Eerst komt het laatste oordeel. Daarvoor heb je je herinnering nodig, lijkt me. Het laatste oordeel gaat om waarheidsvinding, loutering en vonnis. Jezus schetst deze gebeurtenis als een vraaggesprek over vertoond gedrag. Dan kan er in eerste instantie verbazing zijn. “Wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven?”, maar de uitleg zal een herkenbare situatie naar boven halen: “Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” (Matteus 25,31-46) Als de waarheid gevonden is en het vonnis volgt, ook dan is het noodzakelijk dat je erkent dat het vonnis over jou gaat. Onze reputatie is in geding. En Jezus’ karakter. Wil je voor Hem buigen en erkennen als rechtvaardig rechter, dan moet je het kunnen koppelen aan wat in het verleden gebeurd is.

Wordt dan in de loutering het geheugen gewist? Het zou prettig zijn waar het ging om de zaken waarvoor wij ons schamen. Maar treurig is het als het gaat om de herinnering aan diep geluk. Kernwoord van het geloofsleven hier op aarde is verbond. De dialoog die God opent legt verbanden voor het leven. De mens als zijn mooiste schepsel is daarom van nature sociaal en dialogisch. Moeten wij straks een totaal nieuwe verbinding gaan creëren door de interacties met de aanwezigen daar? “De mens blijft mens, inclusief zijn geschiedenis, maar nu doorlicht en getransformeerd met de heerlijkheid van God,” schrijven de theologen Gijsbert van den Brink en Cees van der Kooi. “Deze handhaving van de mens als andere, als naaste, betekent dat personaliteit, relationaliteit en identiteit niet zullen verdwijnen.” (676). Maria van Magdala herkent de Heer als Hij haar bij haar naam noemt. (Johannes 20,16) Wij krijgen een nieuwe naam (Openbaring 2,17) als markering van de nieuwe situatie, zoals Abram op een goed moment verder ging als Abraham. Maar wij zijn daar wie we hier op aarde zijn geworden in nauwe verbinding met God en met elkaar.

De christelijke geloofstraditie denkt dit alles uit op grond van het geloof in Jezus als de gekruisigde die leeft. Coetzee’s David is een mislukte messias. De indruk ontstaat dat ondanks dat er een religie rond hem zal ontstaan. “Aan het eind van het boek laat Coetzee doorschemeren dat ook op de dood van David, een religie, dit keer een variant van het christendom, kan worden gebouwd.” (Hans Achterhuis in Trouw, 19) Cervantes’ Don Quichot heeft voor zover ik weet geen geloofsgemeenschap achtergelaten. Mohammed wel, Siddharta Gautama, de Boeddha, ook. Je moet wel wat te melden hebben wil je mensen inspireren.


Naar aanleiding van: J.M. Coetzee, De dood van Jezus. Amsterdam: Cossee, 2019. Vertaald door Peter Bergsma. Eerder verscheen: De kinderjaren van Jezus (2013) en De schooldagen van Jezus (2016).
Hans Achterhuis, “Messias zonder boodschap.” In: Trouw, Letter en Geest, 23 november 2019, 16-19 (de namen van Simón en Inés staan in dit artikel verkeerd aangehaald, zonder accent op de o en met z in plaats van s aan het slot).
Hans Achterhuis, Coetzee, een filosofisch leesavontuur. Rotterdam: Lemniscaat, 2019.
David Attwell, Het universum van J.M. Coetzee. Amsterdam: Cossee, 2015 (vertaling van: J.M. Coetzee and the Life of Writing: Face to Face with Time.).


“Ik hoor dat je je mama zoekt,” zegt ze. “Mis je je mama?” De jongen knikt. “En hoe heet je mama?” De jongen werpt hem een vragende blik toe. “Hij weet niet hoe ze heet,” zegt hij.  “Hij had een brief bij zich toen hij aan boord van de boot kwam, maar die is zoekgeraakt.” “Het touwtje is gebroken,” zegt de jongen. “De brief zat in een zakje,” legt hij uit, “dat aan een touwtje om zijn nek hing. Het touwtje brak en de brief raakte zoek. Er is overal op het schip gezocht. Ze hebben David en ik elkaar ontmoet. Maar de brief is nooit gevonden.” (De kinderjaren van Jezus, 35-36)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *