Leven en dood verzoend

Het is opnieuw een uitzonderlijk boek, dat Frits Spits ons voorgelegd heeft. Mijn West Side Story is een lang gesprek met Leonard Bernstein (1918 – 1990), de componist van de muziek van West Side Story uit (1957). Frits Spits beschouwt dat als een meesterwerk, een topprestatie van kunst en zo een poging om het onzegbare te zeggen. In dit geval het onzegbare over onze doden. Hoe kunnen wij hen vasthouden in het leven dat zich op aarde voortzet na de begrafenis van de geliefden? “Om de doden wordt met een grote boog heen gelopen. Iedereen is er zo bang voor dat men zich van ze afwendt. Ik pleit er juist voor dat de levenden zich met de doden verzoenen. De doden in mijn verhaal zijn melancholiek, van goede wil; ook zij doen hun uiterste best om de moed erin te houden. Ze houden van de levenden, maar die geven hun geen kans om hun liefde te tonen.” (39-40)

Al eerder heeft Spits in een schrijven een weg gezocht om de muur van verdriet te slechten. Blijkbaar was Alles lijkt zoals het was (2019) niet afdoende. Dit bijzondere interview met de dode Bernstein is een volgende sprong over de horde. De muur moet om. (19) Ik ben gefascineerd en voel zijn ultieme streven tikken aan het religieuze, noem het aan mijn geloof. Dus ik doe mee aan het gesprek. Welke zin geeft Jezus aan dit zo herkenbare zoeken van de beste radiomaker van de 20e eeuw?

De West Side Story is het verhaal over een onmogelijke liefde. De sociale barrières die de liefde tussen Tony en Maria blokkeren, vormen de echo op het klassieke drama van Romeo en Julia (1595). William Shakespeare (1564 – 1616) neemt ons mee naar de strijd in het Italiaanse Verona, Bernstein naar New York en steeds het is het verhaal van alle tijden. Frits Spits durft ons nog een stap verder te laten zetten: stel je eens voor dat de levende zijn geliefde dode wil blijven kennen en bezoeken, wat gebeurt er dan? Hij creëert het alter ego Ferdy. Ferdy gaat op zoek naar zijn geliefde Margreet. Het zijn maar lichte wijzigingen van Frits en Greetje en het is volstrekt helder dat Frits bezig is met zijn rouw. (35-36) Hoe verwerkt de ruwe scheiding die de dood bracht? Het is een universele vraag en daarom kan het bijna niet anders dan dat veel lezers mee kunnen komen in de tocht. Je hebt verbeelding nodig, dat wel, en Frits is daar overmatig mee gezegend, maar het is zijn stellige overtuiging dat het tot de menselijke basisuitrusting behoort: “We hebben het allemaal in ons. Iedereen kan denken, iedereen kan zich iets verbeelden. Het is de kwaliteit van de gedachte die het verschil maakt.” (199) Niet iedereen vindt in zichzelf de gedachte van troostende kwaliteit. Het is de kunst – en met voorsprong – de muziek die hier te hulp komt. Ik sla mijn ogen op naar de bergen. Vanwaar komt mijn hulp? Mijn hulp komt van de klanken en het ritme, zeker als die met mooie woorden gepaard gaan.

Het is boeiend om te zien dat Frits Spits zich als een zendeling ontpopt. Het is meer dan een egodocument. Het is de zoektocht naar waarheid. “Dat is natuurlijk wat kunst wil bereiken: een waarheid verkondigen die door niemand meer ontkend kan worden. Goede kunst is altijd waar. Daarom is het ook mijn diepste wens dat wat ik nu vertel ook waar is en echt is gebeurd.” (199, zie ook 185) Dat kun je als volgeling van Jezus ook over Hem zeggen. Spits is persoonlijk niet gelovig. (191) Hij is Joods (net als Bernstein) en hij kent het kenmerkende ‘lernen’ (75) en weet zich ineens verbonden met Huub Oosterhuis en zijn interesse in de mens ‘… die hij misschien wel namens God wil bereiken’. (106). Hij merkt dat deze bekende dichter overtuigd is dat er een verborgen schat bestaat. “Ergens. Hier. Op deze aarde. Ik vroeg hem dan ook of hij ervan overtuigd is dat God op aarde terugkeert. Zijn antwoord was ‘ja’, maar hij gaf toe dat hij dat niet zou meemaken en dat het misschien nog wel miljoenen jaren kon duren.” Spits sluit aan bij de obsessie om de kern te vinden die mensen verbindt. Wat Huub Oosterhuis met gedichten en liederen doet, wil Spits met radioprogramma’s die verbeelden. Iets van onsterfelijke grootheid… dat maakt gelukkig. Even raken van iets dat meestal net onaanraakbaar is. Op die manier kun je iets meegeven aan anderen. Daar staat de zendeling op: “Maar ik wil de wereld die bestaat en waarin van alles gebeurt waar ik boos en verdrietig van word, verbeteren, opnieuw inkleuren, overspoelen met al het moois dat ook om me heen is.” (198-199)

Het valt me op dat hij de christelijke toekomstverwachting via Oosterhuis meekrijgt als het komen van God op aarde. In de toekomst. Terwijl wij het verhaal gaande houden dat Hij al gekomen is. Jezus, Hij was het, God in eigen persoon. Wat dan ook nodig blijft is de verbeelding. Er was een tijd waarin de vraag naar de feitelijkheid van de opstanding mij veel bezig hield. Weinig inspirerend en nauwelijks overtuigend voor de niet-gelovige. Het is wat te simpel om opstanding vervolgens tot de metafoor van opstand te verheffen – maar verbeeldend leven is wel wat we nodig hebben. De verbeelding van het (gebeurde) verhaal tot een huis om je leven in te laten wonen. Onze biografie en dat van onze geliefden heeft een Groot Verhaal nodig en dat is wat ik Frits Spits zie doen. Het kostbare effect van zijn exercitie is dat hij ruimte creëert voor het blijvend spreken over Greetje. (150, 170) Zo kan hij weer genieten van het leven zonder haar te verloochenen. (181)

Wat goed dat de kunst van woord en muziek hem dat kan geven. Ik kan het als leerling en volgeling van Jezus ook. Het kennen van zijn persoon geeft diezelfde ruimte, en meer. Ondanks dezelfde sociale weerstand ervaar ik veel ruimte om te blijven spreken over mijn overleden vader en schoonouders, en recent zwager H. Ik zie dat mijn moeder weer plezier kan hebben ondanks het blijvende gemis van mijn vader – elke dag. Zoals Frits’ Ferdy in gesprek komt met Margreetje, zo kan ik mijn dode vader aanspreken zo vaak ik wil. En gek genoeg is het ontbreken van fysiek antwoord geen probleem. Ik reken op een toekomstig fysiek weerzien, iets dat ik niet tegenkom in Mijn West Side Story.
Het is zelfs spannend voor Ferdy of deze oefening in verlangend verbeelden zal slagen. Want hoe gemakkelijk Leonard Bernstein in de verbeelding verschijnt, zo voorwaardelijk is het met Margreetje. Zij mag alleen in een andere gedaante aan Ferdy verschijnen, alleen aan haar rug zal hij haar herkennen en zij mag alleen aan Ferdy zich bekend maken als Margreetje, aan niemand anders. “Met dit unieke gebaar willen de doden een poging doen om een verzoening tussen het leven en de dood tot stand te brengen.” (36) Ook in het symbolisch universum van Frits Spits gaat het niet vanzelf. Verzoening tussen leven en dood heeft een prijs. Waar ken ik dat van? Niet alleen uit het heilig evangelie. Ook de Griekse mythen wisten al dat Persephone maar tijdelijk terug mocht, Hades uit, naar haar moeder Demeter. Ja, Frits Spits komt met zijn boek in een lange menselijke traditie zijn bijdrage leveren.


Naar aanleiding van: Frits Spits, Mijn West Side Story. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 2021. Hij spreekt zijn bewondering uit voor het lied Witte Duif, gezongen door Rob de Nijs: “De duif staat voor het verlangen naar een geliefde van wie je niet weet waar die is. Die kan in het land zijn waar jij nu bent, of ergens anders. Bij God misschien? Het knappe van deze tekst is dat dat in het midden blijft. De woorden drijven ver voorbij de horizon. Voor mijn gevoel omschrijven zij precies waarvoor ik hier ben: ik ben op zoek naar mijn witte duif, net als Ferdy in mijn West Side Story. Ik ben op zoek naar wat ik ben kwijtgeraakt, naar wat ik hoop terug te vinden.” (92). Klik hier voor een youtubeclip.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *