Fonkelend? Nee dus.

Het liep al tegen het einde van het boek. Ineens trof ik mijzelf aan. Pietro uit Milaan is bevriend met Bruno. De vriendschap is in hun jeugd gegroeid in de Alpenbergen, maar de levens van beide jongens hebben zich heel verschillend ontwikkeld. Als de ex-vriendin van Bruno Pietro waarschuwt dat het met Bruno niet goed gaat, aarzelt hij geen moment en keert terug naar Italië. Pietro is op dat moment in Nepal voor zijn werk als documentairemaker. Maar als hij dan terug is en probeert op te trekken met Bruno, dan lijkt zijn terugkeer voor niets: “Ik zat eigenlijk te wachten op iets – wat wist ik niet – dat niet gebeurde: ik was uit Nepal teruggekomen om mijn vriend bij te staan en nu leek mijn vriend mij helemaal niet nodig te hebben.” (218).

Dat had ik precies als lezer van dit boek. Het kwam nogal dringend op me af. Op de banderol werd me al verzekerd dat ik hier een magistraal verhaal in handen had (De Morgen) en een fonkelende roman (De Groene Amsterdammer). Op de achterkant las ik dat de schrijver de winnaar was van de Premio Strega 2017. Ik heb geen idee of dat iets voorstelt, maar ja, toch een winnaar. De grote thema’s zouden er in aan bod komen: ‘de ongenaakbaarheid van de natuur en het lot, over het leven, de liefde en de dood.’

Ik zal het niet tegenspreken, het komt er allemaal in voor. Maar waarom mag ik niet mee? Ik voelde me als lezer de vriend die de tijd heeft genomen om het boek te lezen en gedurende de leeservaring steeds meer de gedachte krijgt: wanneer komt de vonk in het verhaal? Mag er tenminste een beetje een plot in komen, niet alleen maar wat voortgaande verhaallijnen. Ik wil graag snappen wat de scenes ertoe doen.

Wat – om maar een ding te noemen – heeft zich nu eigenlijk afgespeeld tussen de vader van Pietro en de vader (?) van Bruno?! Het is een wat geheimzinnige situatie, want Pietro ziet het van een afstandje gebeuren. Na een klimtocht in de bergen staat hij op het punt om in bad te gaan. Op de binnenplaats hoort hij mannenstemmen. “Ik liep naar het raam en schoof de gordijnen opzij: ik zag een kerel die druk stond te gebaren en woorden schreeuwde die ik niet verstond.” (75). Zijn vader probeert kalm te blijven. Maar de andere man haalt ineens uit: “Van het ene op het andere moment liet hij zonder waarschuwing zijn rechterhand zakken, balde die tot een vuist en verkocht mijn vader een klap ter hoogte van zijn slaap.” (77). De volgende dag waren Bruno en zijn vader verdwenen.
Ik denk dan: misschien hebben wij hier wel een thema in het boek: vader-zoon-vrienden-relaties of zo. Ik heb het boek uit, maar ik heb geen idee wat deze scene ertoe doet.

Na het overlijden van zijn vader, blijkt Pietro een Alpenalm als erfenis te hebben gekregen. Daar bouwt hij samen met Bruno een huis. Pietro denkt: was het misschien een actie van zijn vader om de vriendschap met Bruno een tweede kans te geven? (122). Interessant, roep ik mijzelf toe, zou hier het hart van het boek kloppen dan?! De wonderlijke wegen van een blijvende vriendschap! Ik heb het boek uit, eerlijk, ik heb geen idee.

Dan moeten de laatste bladzijden het maar worden: de ultieme verheldering! Bruno is vermist. Het leidt tot een korte bespiegeling: wie kende hem nou eigenlijk? Pietro moet toegeven: hij niet. “Maar wie had hij buiten mij dan wel gekend op deze wereld? vroeg ik me af. En wie had mij gekend behalve Bruno? Als dat wat wij gedeeld hadden voor ieder ander geheim was, wat restte daar dan van nu een van ons tweeën er niet meer was?” (238). Goed, laatste kans: misschien moet ik het voorgaande zien in het licht van deze wat wanhopige vragen!

Maar ja, we krijgen nog een slotalinea: “Lang nadat ik was opgehouden mijn vaders paden na te lopen, had ik van hem geleerd dat er in sommige levens bergen bestaan waar je niet naar terug kunt keren. Dat je in levens als het mijne en het zijne niet terug kunt naar de berg die het middelpunt is van alle andere, en het begin van je eigen geschiedenis. En dat mensen zoals wij, die op de eerste en hoogste berg een vriend hebben verloren, niets anders rest dan dwalen over de acht bergen.” (239).

Einde verhaal.

Echt waar? Waarom kun je niet terug naar het middelpunt? Ik ben graag goedgelovig als lezer, maar wat in het boek heeft nu deze uitsmijter voorbereid? Ik voel me toch een beetje genomen: kom ik helemaal uit mijn drukke leven naar een urgent verhaal, en krijg ik dit.


Naar aanleiding van: Paolo Cognetti, De acht bergen. Amsterdam: De Bezige Bij, 2017 (vertaling van Le otto montagne door Yond Boeke en Patty Krone).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *