Broeders hoeder

“Ik geloof dat de lach, net als baden, een goede medicijn is voor de genezing van stoornissen in de lichaamssappen en van andere lichamelijke aandoeningen, in het bijzonder de melancholie.” De oude en blinde monnik Jorge is het niet eens met deze uitspraak van frater William van Baskerville in De Naam van de Roos (139) en reageert: “De lach doet het lichaam schokken, vervormt de gelaatstrekken en doet de mens op een aap lijken.” Het zal waar zijn, maar ik sluit me toch aan bij William. Vooral omdat je door lachen licht maakt wat loodzwaar is en gelijk trekt wat ongelijk is, en hiërarchisch. Soms moet de wereld even op z’n kop, simpel door er hard om te lachen. Anders is het leven niet te harden.

Zo heb ik me bijkans gek gelachen om een gehandicapte. Hij is weliswaar een romanpersonage, maar de beschrijving is zo levensecht dat ik mezelf hard hoorde lachen om Daniël als stond hij voor me. Nou ja, stond, Daniël heeft alleen een romp. Het is echt een treurig verhaal: te vondeling gelegd, wordt het kind-zonder-armen-en-benen geadopteerd en opgevoed door Jupiter Magnus, monnik met een goed hart en een drankprobleem. Daniël mag dan fysiek een zeer beperkt heerschap zijn, hij blijkt intelligent, ad rem, komisch, cynisch en ironisch; en hij wil de perfecte moord plegen.

Het is een grappig gestoord boek dat Akif Pirinçci schreef: De Romp. Ik heb het nu voor de derde of vierde keer gelezen. Weer genoot ik van kostelijke dialogen en monologen die even absurd als slim zijn en een volstrekt onweerstaanbaar plot dat heerlijk ongeloofwaardig is.

Daniël blijkt de broer te zijn van Robert Sladek, de geneesheer-directeur van een huis voor meervoudig gehandicapten. Omdat Robert zijn broertje bijna sadistisch kwelt, neemt de Romp zich voor deze man op weg te helpen naar zijn Schepper. Alle haat om het misvormde leven keert zich tegen Robert. Dat plan loopt echter zo anders af dat simpelweg de vraag is: wie heeft nu wie voor z’n karretje gespannen? (waarbij ‘karretje’ in het Pirinçci-universum gerust als een verwijzing naar de rolstoel kan worden opgevat!).

Het wonderlijke aan het boek is dat intussen een bloedserieus thema aan de orde komt: wat doe je met het appèl dat alle menselijke mismaaktheid op je doet? Je kan er dik depri van worden. Elke relativerende grap lijkt misplaatst. Juist daarom is het boek zo heerlijk. Even los gaan met schaamteloze overdrijving en harde christelijke (zelf)spot over wat Gods schepping soms een hel doet lijken. Dominee Daniël de Romp gaat ons voor; ik volg hem schuddebuikend.

In die schuimtaart stuit je ineens op gemeen harde stukjes. Gruis knarst tussen je kiezen. Einde grimas. Als we het slot naderen komt Robert Sladek zijn broer de ongeschminkte waarheid zeggen. Lees mee:

“Ik ben niet wie ik ben, Daniël. Ik ben een heel ander mens dan degene voor wie ik me steeds heb uitgegeven. Ik interesseer me niet voor gehandicapten en ook niet voor hun diverse gebreken, en al evenmin voor het sociale aspect van dat thema. Het levenslot van zieke mensen laat mij even koud als dat van eendagsvliegen. En toch lijd ik mijn leven lang zelf aan een gebrek. En dat gebrek ben jij, Daniël Sladek, mijn broer, voor wie ik verantwoordelijk ben en wiens groteske bestaan bij mij sinds lang de gruwelijkste schuldgevoelens, het vreselijkste zelfverwijt heeft gewekt. Ik ben mijn broeders hoeder in de waarste zin des woords. De mensen kunnen tegenwoordig weinig beginnen met schuldgevoelens omdat ze elke relatie met schuld zijn kwijtgeraakt, omdat ze zich niet schuldig voelen, en ook niet verantwoordelijk voor het een of ander. De mensen leven geïsoleerd van elkaar, en wanneer ze sterven, krijgen ze staatsubsidie voor hun doodskist, opdat hun dierbare familieleden niet in financiële nood komen door hun dood. Dat is er van de wereld geworden. Daar wonen geen Kaïns en Abels meer die God willen behagen en daartoe onderling strijd leveren. Nee, ze doden elkaar omdat ze op de autoweg door een nog snellere auto zijn ingehaald, of omdat hun buurman weigert zijn gazon te maaien. Voor zoiets loont moord! En zal ik je eens wat zeggen, ik bewonder zulke mensen, ik zou ook zo vrij van schuldgevoel willen zijn, ik zou de verantwoordelijkheid domweg van me willen afschudden en meedoen aan hun fantastische party. Maar dat is alleen maar een droom. Die wereld blijft voor mij gesloten.” (242).

Ongezouten eerlijk: “Ik zou de verantwoordelijkheid domweg van me willen afschudden…”
Jammer joh. Dat is nu juist niet mogelijk op Gods aarde.
Het enige dat kan, is er even om lachen, als was je er even vrij van.
Wie weet er nog een goeie grap?


Naar aanleiding van: Akif Pirinçci, De Romp. Amsterdam: Arbeiderspers, 1994. (oorspronkelijk: Der Rumpf, München: Wilhelm Goldmann Verlag, 1992, vertaald door Tinke Davids).
Umberto Eco, De Naam van de Roos.5 Amsterdam: Bert Bakker, 1984. (oorspronkelijk: Il Nome della Rosa, Milaan: Gruppo Editoriale Fabbri-Bompiani, Sonzogno, Etas, S.p.A., 1980; vertaald door Jenny Tuin en Pietha de Voogd).

2 gedachten over “Broeders hoeder

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *