Effectieve dromen

Niet waar

Het was niet waar.
Ik wist het toen ik wakker werd.
De olifant die vannacht
in zacht maanlicht
een droevig deuntje trompetterde
onder mijn raam:
gewoon een droom!
Maar even later op de fiets
niets dan kuilen op het pad.
En was dat daar op de stoep
niet net wat groot voor hondenpoep?

Wat is waar? Wat is niet waar? Lastige vraag. Nepnieuws bloeit om volop en intussen probeer je vertrouwen te houden in gedegen journalisten, gedreven voorgangers of publieke ambtenaren. Maar kun je jezelf vertrouwen? Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten, zegt het spreekwoord. Je moet soms, zoals de verloren zoon in de beroemde gelijkenis van Jezus (Lukas 15,17), tot jezelf komen. De Bijbel is een eerlijk boek. Grote namen vallen door de mand, denk aan koning David of Jezus’ leerling Simon Petrus. Paulus heeft buitengewoon scherp de innerlijke strijd onder woorden gebracht. (Romeinen 7)

Kun je dromen vertrouwen? Dromen zijn bedrog (zong Marco Borsato in 1994) en toch ook weer niet helemaal. Er zijn mensen genoeg die je een verhaal over dromen kunnen vertellen waarin de nachtgezichten voorspellend of (achteraf) duidend zijn geweest. Wat Linda Vogelesang ons meegeeft in haar gedicht is nog een andere functie van de droom: het creëert een nieuwe levensinstelling, in elk geval voor even.

Het gedicht begint met de stellige bewering: het is niet waar. En de tweede regel onderstreept het nog eens door de bewering in de tijd te lokaliseren. Bij het ontwaken wist de ik-figuur het. Wat hij of zij gedroomd heeft, is niet waar.
De droom is inderdaad niet alledaags. Er stond een olifant die nacht, buiten, vlak onder haar raam. Hij trompetterde. Daarin was een melodie te horen die droevig stemde. De maan scheen, het was zacht weer. Nu is het voor ons allen al uitzonderlijk als er iemand onder je raam staat. Het behoort tot de cliches van het middeleeuws romantisch theater. De minnaar komt zingen onder het raam van zijn geliefde die hij eigenlijk niet kan bereiken (William Shakespeare, Romeo en Juliet, tweede acte, scene 2) Een serenade is het hoogst haalbare en waarschijnlijk volgt daarna nog een lange strijd tot zij elkaar vinden.

Een olifant, nota bene: een van de grootste dieren op aarde. Trompetteren op toon kan hij in cartoons en animatiefilms. En dus in de droom van deze ik. Echter… het is wel een droevig liedje en ‘zacht maanlicht’ maakt het ook al niet tot een vrolijke beleving in de nacht. Maar het punt is nu toch vooral dat het visioen zo onwaarschijnlijk is dat je de volgende ochtend direct en zonder aarzelen weet: dit is niet echt gebeurd. Dit is niet waar. ‘Gewoon een droom!’

Maar nu komt het: nadat je bent opgestaan en hebt ontbeten onderneem je de reis naar je werk of school of welke dagbesteding ook. Je stapt op de fiets en kijkt naar het pad. Verrot, dat lijken wel afdrukken van olifantspoten! En die drol op de stoep, is dat niet een uitwerpsel van een olifant?! De dichteres serveert ons twee gedachten over observaties en het gaat er haar om dat wij snappen dat de droom wel degelijk effect heeft. Je kijkt nu anders naar sporen in het zand en naar hondenpoep. Je gaat het gebruikelijke bevragen. Je gaat de dingen die je gisteren misschien ook wel zag nu te duiden met het beeld dat je zag in de nacht.

Ik vind het schitterend gedaan. Onze vanzelfsprekendheden kunnen door een ingeving veranderd worden. Je loopt natuurlijk het risico om uitgelachen te worden als je het in de pauze gaat vertellen. Kom je vaker met dit soort verhalen, kan kunnen mensen aan je geestelijke gezondheid gaan betwijfelen. In het uiterste geval laten zij je onder dwang opnemen omdat je een gevaar bent geworden voor jezelf of voor anderen.

Maar laten we niet doordraven. Is een dergelijke eerste twijfel aan je normale wereldbeeld niet heel menselijk? En is het niet ook een eerste stap van religieuze bekering? Wie bijvoorbeeld Jezus Christus leert kennen (en er zijn er bij wie dat in de droom begint!), die gaat anders kijken naar wat je elke dag tegenkomt. Ontkennen is de eerste fase. Maar er kan een verandering doorzetten, die je leven op z’n kop draait. Niet omdat je gek geworden bent, maar omdat je heil gevonden hebt.


Naar aanleiding van: ‘Niet waar’ In: Handenvol donker: Gedichten over de nacht, samengesteld door Wim Huijser. Amsterdam: Rainbow, 2022, 182. Oorspronkelijk gepubliceerd in Linda Vogelesang, Gewoon een droom: Droomgedichten en nachtgedachten. Amsterdam: Querido, 2017. Klik hier voor haar website.

Koning Arthur en de Graal

“Bedivere, neem mijn zwaard en werp het ver in het meer!” De stervende koning Arthur geeft zijn laatste bevel aan een van zijn getrouwen. Op het slagveld, in de strijd met de kwaadaardige Modred, zal de nobele koning sterven. Hij heeft gezien dat zijn idealen van een rechtvaardig en oprechte samenleving zijn gesneuveld. Hij heeft de les geleerd, die de Heer Jezus Christus al eens geformuleerd had: wie in het leven het zwaard opneemt, zal door het zwaard sterven. (Matteüs 26,52) Dus moet het zwaard symbolisch worden weggeworpen: “Niet Excalibur is het symbool, maar het wegwerpen daarvan in het meer…!” (291)

Het zwaard in de steen. Dat was de test in Brittannië van de vijfde, zesde (?) eeuw. Geen enkele man, verlangend naar de eer en de macht van het koningschap, lukte het. Toen was daar ineens Arthur. Een jongen die, onbekend met zijn koninklijke afkomst, opgevoed werd bij een eenvoudig boerengezin, bij Hector en Iloide. Maar de kluizenaar Merlijn heeft hem in zijn jeugd alle wijsheid van het leven bijgebracht. Zo werd het een jongen met idealen en onderweg in zijn leerschool had hij ook het trucje geleerd waarmee het zwaard uit de steen kon komen: even indrukken en dan schoot de klem los. (59) Eenmaal koning kreeg hij een bijzonder zwaard: Excalibur: “De naam van het zwaard is Excalibur, Sire. Neem het en voer het voor uw ideaal…!” (83) Zo hanteert de koning het edelmetaal om recht en gerechtigheid te bewaren of te bewerken. (95, 241, 286/7) Maar aan het slot is de illusie doorgeprikt. Het zwaard kan de ware vrede niet brengen.

De christelijke boodschap wordt tot haar hoogtepunt gebracht als de stervende Arthur zijn Graal vindt: “Er was geen oordeel meer; er kwam een antwoord op alle vragen. Een nieuwe aarde reikte tot de hemel en zij vloeiden samen tot één….” (293). Het was deze ervaring die ook Parcival een en andermaal meemaakte. (223, 230 en 246) De onnozele hals die God wil zoeken en toch ook ridder wil zijn zwerft rond om de Graal te vinden. Merlijn had Arthur over de Graal verteld in zijn jeugd. (158) Lag in de heilige Graal niet de sleutel verborgen, die het mysterie van het leven kon ontsluiten? Parcival zoekt en vindt eerst de liefde, de aardse liefde voor een vrouw. Maar hij zoekt verder (203, 205, 217, 223, 227, 243) en ondergaat een eenheidservaring die zijn weerga niet kent. “Ik heb de hemel boven mij zien opgegaan; ervaren hoe goed en kwaad vervloeiden tot één. Er was licht, … en er bestonden geen vragen meer.” (230) Het vormt je tot een man van eenvoud (241 en 244) en trouw. Die trouw moet blijken als je heer aangevallen wordt. Als koning Arthur met de loyale Ronde Tafeledelen de slechte Sir Modred bestrijdt, dan vindt de koning deze zelfde eenheidservaring in de dood.

Het is de gelaagde samenleving van de vroege Middeleeuwen die wij voorgeschoteld krijgen in de vertelling rond Koning Arthur en de ridders van de Ronde Tafel. Maar het zijn de algemeen menselijke emoties en intriges die uitgespeeld worden. Het gaat over eer die verbonden aan de vaste rollen van man en vrouw, koning en onderdaan. Er is de christelijke clerus, en de eenzaat kluizenaar die niet alleen alles voorziet maar ook als Kronist fungeert. Guy, de nar, doet zijn werk en het avontuur brengt de gestaalde mannen in beweging. Draken worden verslagen, maar de hoofse liefde is uiteindelijk niet tegen jaloezie en roddel bestand. Guinivere wordt de echtgenote van de koning. Maar Sir Lanceloet is op haar verliefd geraakt. Hij probeert het zo goed mogelijk te hanteren. Maar als het huwelijk van Arthur en Guinivere niet gelukkig blijkt, dan is dat de voedingsbodem om het onkruid van de afgunst en het wantrouwen te zaaien. Dat doet Modred en het lukt hem bijna.

“Met de dood van koning Arthur viel het rijk van Brittannië terug in duisternis,” schrijft Merlijn aan het slot van het boek. (294) Toch eindigt hij niet zonder hoop. De mensen zullen eens, “zonder hun werkelijkheid te ontvluchten, kunnen reiken naar de hemel.” (295) De kunst, verbeelding van de avontuurlijke verhalen van vroeger is die hand naar het hoge. De mistreels zijn gaan zingen over deze koning en zo is het tot het erfgoed van de westerse mensheid geworden. Het werd vervormd en hertaald en dat steeds om mensen in een nieuwe tijd te vertellen over de lotgevallen van de idealen van destijds.
Heeft hij echt geleefd?
Ach, doet het er toe?
Er kwam een dag dat de rasverteller Jaap ter Haar (1922 – 1998) zijn boek over de koning publiceerde. Het werd een fraai jongensboek dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw gelezen werd door een Hollandse jongen met veel verbeelding. Hij genoot van het verhaal en de illustraties. Eenmaal ouder dan zestig geworden las hij het opnieuw, geboeid als destijds en hij snapte beter dan toen hoe waar de strekking was. Gooi het zwaard weg, zoek de Graal bij God en laat de liefde leven. Het boek gaat terug in de kast en – bij leven en welzijn – zal hij het opnieuw lezen.


Naar aanleiding van: Jaap ter Haar, Koning Arthur.2 Bussum: Fibula – Van Dishoeck, 1973. Omslag door Peter Koch, illustraties door Hans G. Kresse.

Juist dit jaar kwam het Live by the Sword in de aandacht door het nummer op het nieuwe album van de Rolling Stones: Hackney Diamonds.

If you live by the sword, gonna die by the sword
If you live by the gun, you’re gonna die by the gun
If you live for the knife, well, you’re gonna get stabbed
Run into the law, well, you’re gonna get nabbed
If you live for revenge, gonna feel the backlash
If you live to be cruel, gonna bite you in the ass

I’m gonna treat you right
I’m gonna treat you good

If you wanna get rich, better sit on the board
If you wanna be poor, better pay the landlord
If you’re deep in the crime, well, you’re deep in the slime
If you’re livin’ a lie, look me straight in the eye
If you’re locked in the jail, well, you better get free
If you’re lookin’ for love, don’t go running to me

I’m gonna treat you right
I’m gonna treat you good

It’s too late to say you’re sorry, sorry, sorry
And soon it will be gone, gone, gone, gone, gone
If you live like a whore, better be hardcore
If you live by the clock, well, you’re in for a shock
If you’re living for food, better lick up your plate
If you wanna be in fashion, well, you’ll be out of date

I’m gonna treat you right
I’m gonna treat you good
I’m gonna treat you right
I’m gonna treat you good

Oh, if you live by the sword
Oh yeah

Get shot up, you better call 911
And then you better hang out until the ambulance comes

If you live by the sword
Gonna die by the sword, oh yeah
If you die by the sword
If you live by the gun
If you live by the gun
If you live by the gun, gonna die by the gun

Oh yeah
Oh yeah-yeah-yeah-yeah
Oh yeah-yeah-yeah-yeah

Ode aan de nieuwsgierigheid

Ik ben jaloers op Frits Spits. Wat maakt hij van de laatste jaren een mooie, bewuste levensweg. En hoe fijn is het dat hij ons laat meelezen, nu weer in Op de golven dansen wij. Een nieuw boek, twee jaar na Mijn West Side Story, en nu een ode aan de muziek en het leven (aldus de ondertitel). En hoe komt hij tot die ode? Het magische woord is: nieuwsgierigheid. Of: belangstelling. Hij zegt het ergens zo: “Dankzij muziek kom ik tot nieuwe inzichten. Het is mijn enige kans om aan te klampen bij een samenleving in beweging. Ik wil de wereld waarin ik leef blijven begrijpen, en dat heeft dan weer te maken met hoe ik in het leven sta. Ik wil belangstellend blijven.” (149-150) Hij wil mee op de golven van de tijd en zo kan dat. Het is een feest om met hem mee te dansen.

Mijn jaloezie is eigenlijk een vorm van diep verlangen. Ik hoop zo naar mijn eigen toekomst te kijken. Wat staat er voor mij klaar? Geen idee natuurlijk. Het kan morgen voorbij zijn, vertel mij wat. Maar zolang ik hier ben en ’s morgens wakker wordt met adem in mijn longen, dan wil ik graag zo nieuwsgierig blijven als Frits Spits. Want nu al merk ik hoe weinig ik weet van bijvoorbeeld het leven van jongvolwassenen. Onze kinderen zijn die fase voorbij en de kleinkinderen zijn er nog niet. Ik heb gelukkig contact met jongeren in mijn werk in de kerk: elke week de kans op een blik in een onbekende bubbel. En – hoe grappig – zij kijken bij mij naar binnen. Ik laat iets zien van mijn hart, mijn gedachten leg ik bloot en mijn inzet toon ik. Dat is ‘de leven’.

Door het boek van Frits Spits word ik op het spoor van zo’n nieuw lied gezet, met die vreemde titel: ‘de leven’. Het is gezongen door S10 (Stien den Hollander, geboren in 2000) en door rapper Sef (Yousef Gnaoui, 1984). “Waarom ‘de’?” vraagt Frits Spits, en hij vermoedt: “Omdat het niet ‘het’ leven is. Maar zijn leven. Ik denk dat de schrijver dat heeft bedoeld.” (138) Kijk, dat is Frits. Hij wil meedenken, meevoelen, in de huid kruipen van een nieuwe generatie die hij als vijfenzeventigjarige ook niet mee vanzelfsprekend aanvoelt. En dan komt hij onder andere hierbij uit: “Ik weet dat het onzin is, maar soms zou ik ze willen zeggen dat hun nog veel te wachten staat. Dat het anders zou kunnen gaan met al hun verwachtingen en hun dromen. Dat ze nu nog niet kunnen begrijpen dat een mens maar beperkt zeggenschap heeft over het verloop van zijn leven.” (139) De regie word je soms uit handen genomen.

Zullen de jonge mensen je meewarig aankijken, als je zoiets zegt? Ik denk dat het meevalt: jong wil leren van oud, ook als zij zelf het leven gaan ontdekken. Het leven is dat oud en jong samen zijn. Laatst las ik daarover oude, utopische woorden (500 jaar voor Christus): “Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mannen en vrouwen zitten, elk met een stok in de hand vanwege hun hoge leeftijd, en straten zullen krioelen van de spelende jongens en meisjes.” Het was een joodse profeet die deze belofte deed namens de Heer (Zacharia 8,4).
Frits weet zich als vanzelf diep verbonden met het Joodse volk (40, 100, 183v, 185v) en waardeert de Bijbel als boek vol betekenisvolle verhalen. (121 met een goed woord voor Huub Oosterhuis) Geloven in een almachtige God die gehoorzaamheid eist, dat staat ver van hem af: “Dat gezag heeft God … niet waar kunnen maken.” (122). Maar ik zie in zijn levenshouding iets terug van wat ik denk dat Gods bedoeling met het leven is, nu ik Jezus ken. Zolang de dood ons niet haalt, is er leven. En in dat leven is nieuwsgierigheid een hoofdwaarde, en zij verbindt oud en jong. Voeg daarbij respect en zorgvuldigheid. Ook dat leren wij als lezers van Frits: hij is hoffelijk (150) en dat is een weldaad in een verruwde samenleving. Wat fijn dat Op de golven dansen wij in de duistere maand verscheen, in een schemerige episode van ons werelddeel. Frits gelooft tegen de wanhoop in en daar sluit ik mij hartgrondig bij aan.


Naar aanleiding van: Frits Spits, Op de golven dansen wij: Een ode aan de muziek en het leven. Amsterdam: Luijting-Sijthoff, 2023. Met een playlist op Spotity.

Het behoud van de liefde

Het is niet eenvoudig vertrouwen te houden in de politiek. De laatste jaren zijn er zoveel schandalige resultaten van regeringsbeleid boven tafel gekomen, dat het zelfs met excuses en aftreden van bewindslieden niet lukt om te geloven in goede en vooral eerlijke idealen in Den Haag. Partijpolitiek en stemmenwinst, daar lijkt het steeds weer om te draaien. Het goede voor Nederland of zelfs het hogere belang van de bewoonbare planeet, het vraagt om meer, veel meer dan wat de huidige politieke elite laat zien.

Nu kun je leven met gebrek aan politiek vertrouwen, of ook gebrek aan geloof in de heilige kerk of de wetenschap. Maar voor veel mensen is het niet goed voorstelbaar dat je geen vertrouwen hebt in je geliefde. Sting zong er dertig jaar geleden al een schitterend lied over: Als ik ooit mijn vertrouwen in jou verlies.

You could say I lost my faith in science and progress
You could say I lost my belief in the holy Church
You could say I lost my sense of direction
You could say all of this and worse, but
If I ever lose my faith in you
There’d be nothing left for me to do

Ergens moet het anker in de grond vallen. Wie merkt dat het niet blijft haken in dat wat pretendeert houvast te bieden, kan de illusie hebben dat het anker dan maar naar binnen geworpen moet. Ben je dan zelf de enige zekerheid? Sting geeft een treffend antwoord: nee. Als je het vertrouwen in een ander als mens verliest, dan blijft er niets over.

Some would say I was a lost man in a lost world
You could say I lost my faith in the people on TV
You could say I’d lost my belief in our politicians
They all seemed like game show hosts to me
If I ever lose my faith in you
There’d be nothing left for me to do

Sting kan het over mij hebben. Ik lees steeds minder actueel nieuws. De pagina’s over de oorlog in Oekraine of in Gaza sla ik over. De berichten over de kabinetsformatie, weg ermee. Ik leef in gesprekken met echte mensen en in de zoektocht naar het ware, het goede en het schone. Soms voel je je verloren, in een verloren wereld. Er is geen gezamenlijk idee over waar het heen moet. Toch moet het anker ergens haken. Geloof in Jezus Christus is zo’n anker. De ‘you’ in dit lied is daarom de Heer, net zo gemakkelijk als de geliefde op aarde. Het behoud van de liefde, dat is waar het om draait.

I could be lost inside their lies without a trace
But every time I close my eyes I see your face
I never saw no miracle of science
That didn’t go from a blessing to a curse
I never saw no military solution
That didn’t always end up as something worse, but
Let me say this first
If I ever lose my faith in you
There’d be nothing left for me to do

Wat een goeie zin: nooit zag ik een wonder van de wetenschap dat niet van een zegen tot vloek werd. En dan eroverheen: elke militaire oplossing eindige tenslotte erger dan het begon. Dus blijft over: de liefde. De liefde voor degene die je ziet, zijn of haar gezicht, met ogen dicht. Als dat vertrouwen wegvalt, dan blijft er niets over.

Naar aanleiding van: ‘Prologue (If Ever I Lose My Faith In You)’, openingstrack van Ten Summoner’s Tales, 1992 (All songs written and arranged by Sting, 1992)

Voor een lekkere live versie, klik hier.

Lady Gaga gaat los om Sting te eren, klik hier.

Overal zit mens

De missioloog J.H. Bavinck was de eerste die mij woorden gaf voor wat een eeuwigheidservaring kan zijn. Hij beschreef haar als een van de kernmerken van oosters denken en ervaren. De eenheidsgedachte van hindoeïstische stroming Advaita Vedanta geeft daar alle aanleiding toe: opgaan in het Al-ene omdat je er ooit toe behoorde. Een vergelijkbaar fenomeen kan zich in ons leven voordoen in een orgasme. De seksuele eenwording kan een vorm van samensmelten worden waarbij alle grenzen voor een ogenblik vervagen. Ook de natuurlijke omgeving biedt situaties waarin je jezelf kan verliezen. Ga in alle rust bij een kabbelend beekje zitten – niet gestoord door schermpjes en ander onheil – en laat je gedachten wegdrijven als de vriendelijke wolkjes op een vroege zomerdag. Kijk er niet vanop dat je een moment helemaal ‘van de wereld’ ben.

“Rondom mij was niets dan wind en leegte,” zegt de moeder van Kasper in de roman Overal zit mens van Yves Petry. Zij is met haar man verongelukt. De ballonvaart die zij maakten eindige rampzalig, zij en haar man stortten neer. In een gesprek tussen Kasper (haar zoon) en zij (de overleden moeder) vertelt zij wat de ervaring was in die paar tellen van de noodlottige val: “Het was niet aan je vader dat ik toen dacht. Evenmin aan jou of aan Eva. Jullie waren in mij verdwenen, terwijl ik op mijn beurt uitstroomde in een grote zelf, in een oneindigheid die zonder dat ik het besefte altijd al deel van mij had uitgemaakt … Het totaal viel samen met mij en ik viel samen met het totaal en daarbuiten was er niets meer. Nu beweer ik niet dat dit het gelukkigste moment was uit mijn bestaan. Maar het was wel het meest ongebonden, mijn meest volkomen, mijn meest onvoorwaardelijke en zuiverste zelfervaring.” (245) Nou nou, dat is niet niks.

De roman van Yves Petry presenteert zich op de kaft als ‘een moordfantasie’. Dat is aan de oppervlakte juist. Deel 1 van het boek beschrijft de gedachtegang van Kasper Kind. Hij wil Max de Man vermoorden. Deel 2 beschrijft wat er gebeurde toen een ander Kasper voor was. De ontreddering van de hoofdpersoon is helder: waar heeft hij zich nu druk over gemaakt? Dat was voor de lezer in deel 1 inderdaad de vraag. Is de arrogantie van Max de Man voldoende om te geloven dat Kasper hem wil vermoorden? Of geeft het feit dat Kasper een afgewezen geliefde van Max is, geeft dat voldoende rechtvaardiging? Ik raakte lezend op het spoor van een andere laag: de roman is een oefening in denken over het nut van idealisme. Waarom zou je nog een ideaal nastreven in deze wereld vol afbraak? Waar niemand echt de verantwoordelijkheid neemt om de wereld voor de homo sapiens leefbaar te houden, waarom zou je dan toch zelf je fatsoen bewaren of zelfs een hoger doel nastreven? De achternamen van Max (De Man) en Kasper (Kind) geven een hint, toch? Het kind wil volwassen worden en snappen waar je werkelijk waarde aan hecht. De Man is arrogant en mediageil en lijkt zich van liefde, trouw, respect en duurzaamheid weinig aan te trekken. Helpt het om die Man te elimineren? Vermoord de ene en de volgende staat op. Let op, overal zit mens. Kasper voelt het als een akelige golf over zich heenkomen. (156 – 157) Alles wat je om je heen ziet is product van de mens. Hij ervaart het als een ‘oproerige chaos’ die bij hem de neiging wakker roept ook chaos te creëren.

Als zijn hele moordfantasie wordt doorkruist door een ander, heeft dat op Kasper een ontnuchterend effect. Tenminste, eerst draait hij door. Hij wordt tijdelijk gedwongen opgenomen. Maar als hij weer terug is waar hij leefde – als bosbeheerder in het bos – komt hij tot een nieuwe conclusie:  “Mijn project heet voortaan de mensheid. Ik ben niet langer een ploeterende individualist. Ik ben nu een professionele idealist. Dat lucht op, weet je. … Ik zie geen andere manier om het in deze tijd uit te houden. Je belijdt een of ander idealisme. Welk idealisme precies, dat doet er amper toe. Als het je maar afleidt van een zelf waar je weinig of niets mee weer aan te vangen.” (246)

Hij is in dit fragment in gesprek met zijn overleden moeder. Grappig genoeg heeft hij haar horen opdoemen bij het kijken naar een parmantig paraderende kraai. (242 – 248) Ik kwam het al eerder tegen in een roman van Juli Zeh – dat nabestaande via dieren ons nabij blijven (de eekhoorn). Hoe ook, tegenover de stem van zijn geweten (is dat niet vaak de moederstem?) zegt hij dus dat het een vorm van afleiding is. Het zelf, daar weten wij toch ten slotte niets mee aan te vatten?
Dit is raak. Het zoeken naar een soort essentiële zelf, los van de ander, met een intrinsieke waarde, in een wereld vol kwaad en afbraak – het is een doodlopende steeg. Als overlevingsstrategie hoor ik haar om me heen. Zoek jezelf, wees jezelf, trouw zijn aan jezelf. Het geheim ligt niet in het vinden van het individuele atoom maar in de verbinding, koppelingen in kern en cel. De roman laat het heerlijk doorschemeren als Eva – de tweelingzus van Kasper en Céline, de dochter van Eva – op bezoek komen. “De dames hebben het idee opgevat om met mij een boswandeling te gaan maken.” (238, zie ook 248v) Precies, dat is het. Het individu is een illusie. De aandacht van de mens los van zijn of haar verbanden kan bevrijding lijken. Niemand om je naar te schikken, heerlijk. Of nog sterker: jezelf de macht toedichten dat je een waardeloos mensexemplaar mag wegwerken. Het helpt de stervende bossen niet. Wil het leven op deze planeet geleefd worden, dan komt het aan op samenwerken. Verbinden met wie je van je houdt en verbonden zijn met wie van je verschilt. Daarom is idealisme een vorm van leven voor het nu. Afwachten tot het einde, het eind der tijden, het is onwerkelijk: “Het eind der tijden komt niet pas aan het eind. Het is er altijd al. Het ligt besloten in de kern van elk heden en neemt je plotseling in bezit zodra je ontwaakt in de nietigheid van het nu, het eeuwige niets van alles.” (119)

Stilistisch is Overal zit mens een parel. Er zit ook humor in. En stof tot nadenken.
Yves Petry, onthoud die naam.


Naar aanleiding van: Yves Petry, Overal zit mens2. Dasmag, 2022. Voor een gesprek met de schrijver op het youtubekanaal De Nieuwe Wereld, klik hier.