In de ontwikkelingspsychologie houdt men rekening met de verschillende levensfasen. Elke fase heeft eigen psychosociale taken die mensen te vervullen hebben. Een bekende theorie hierover is die van Erik Erikson. Volgens zijn model is de belangrijkste levenstaak voor mensen vanaf ongeveer zestig jaar het stadium van integriteit versus wanhoop. Mensen kijken terug op hun leven en proberen er een gevoel van samenhang, zin en tevredenheid in te vinden (integriteit). Als ze vinden dat hun leven weinig waarde had of vol spijt was, kan dat leiden tot wanhoop, angst voor de dood of bitterheid. De levenstaak is daarom het aanvaarden van het eigen leven zoals het is geweest, de successen én de fouten. En innerlijke vrede vinden. Daarbij kun je verder denken aan het delen van wijsheid en de verbinding zoeken met volgende generaties.
Zestig lentes is de naam van een graphic novel die hierover gaat. Aimée de Jongh en Ingrid Chabbert vertellen het verhaal van Josy. Op haar zestigste verjaardag vertrekt zij. Terwijl de verjaardagstaart geserveerd wordt, pakt zij haar koffer. Man, zoon, dochter en kleinkinderen laat zij achter. In een oude Volkswagenbus gaat ze de winterse wereld in. Op een parkeerplaats ontmoet zij de jonge, alleenstaande moeder, Camélia met zoontje Tom van acht maanden. Zij is voor Josy de eerste bondgenoot. Samen boodschappen doen en elkaars levensverhalen delen. Dan volgt de eerste confrontatie met dochter Stéphanie: het onbegrip over de plotseling stap van haar moeder leidt tot een heftige woordenwisseling op het terras. Later doet zoon Martin ook nog een poging haar terug te halen: tevergeefs.
Camélia introduceert Josy bij de ‘Club van Onstnapte Huissloven’. Daar ontmoet zij Christine. Ook zij zat in een uitgebluste relatie. Met haar voelt Josy een klik en meer dan dat. Er ontstaat een romantische relatie, waarbinnen verdriet wanhoop en nieuwe ontluikende erotiek een veilige plaats heeft. Toch heeft Josy ook nu weer ruimte nodig. Bij Camélia is zij ook al onuitstaanbaar aan het worden – de vrijheid maakt haar geïsoleerd. Dan krijgt ze toevallig te horen dat Christine is omgekomen in een auto-ongeluk. Josy stort in en komt in het ziekenhuis terecht. Daar komt haar man en kinderen haar weer halen. Terug naar huis. Josy wil het nog een kans geven maar de levenssfeer is niet beter dan voor haar vertrek. Haar man blijkt dezelfde mopperkomt als voorheen en dat brengt haar tot de beslissing om weer te gaan. Nu definitief. Ze gooit haar trouwring weg en komt weer terecht bij Camélia en Tom: “We hebben het hier goed, he? Absoluut…” (112)
Een typisch voorbeeld van gebrek aan tevredenheid in de laatste levensfase. Haar man sloeg haar niet, ze mocht hem graag, maar de liefde was op. “Dat gebeurt soms, dat het liefde niet tegen het leven bestand is.” (39) Haar zoon vindt ze een egoïst en haar dochter maakt zich alleen maar druk over wat anderen denken. Alles wat Josy dus niet wil zijn. De vijfendertig jaar huwelijk duurden lang. Als de kinderen steeds bellen voelt Josy zich in haar pas verworven vrijheid aangetast: “… en ik ben niet hun eigendom. Het voelt alsof ze me door het internationaal strafhof willen slepen.” (38, zie ook 68) Vind je het gek, dacht ik, toen ik dat las. Ik niet. Blijkbaar is er in de afgelopen jaren onbesproken vervreemding ontstaan. Zij wilde best praten, vertelt ze aan Christine, maar het is niet gelukt. (55) In de beeldvorming blijkt dat niet. Nergens in het verhaal is er een aanwijzing dat deze stap de uiterste remedie is na vele pogingen tot het vinden van echt contact. Ze geeft zelfs toe dat ze niet gevochten heeft. (56) En hoe ze reageert om de onthutste gezinsleden geeft niet de indruk dat zij het gesprek goed kan voeren.
De kinderen zijn door haar opgevoed en, oke, dat worden zelfstandige karakters, maar na een vertrek als een donderslag bij heldere hemel mag toch uitleg worden gevraagd. Dat blijkt Het gesprek met Stéphanie mislukt omdat dochters boosheid het inlevend luisteren naar haar moeder blokkeert. (44)
“Wanneer ben je zo wreed geworden?” vraagt Josy aan haar dochter. (46) Zo’n vraag laat zien hoe echt luisteren niet geoefend is in de jaren voor dit dramatische moment. Er zijn allemaal impliciete verwachtingen geweest. Uiterlijk werd eraan voldaan en zo kon de indruk ontstaan dat er geen vuiltje aan de lucht was. Het innerlijk van Josy stond er mijlenver vanaf en schreeuwde om aandacht. Zij was een huissloof geworden en daaraan wilde zij ontsnappen.
Bij haar lotgenoten wordt het gevoel gekoesterd dat mannen op begrip kunnen rekenen als zij weggaan, maar vrouwen niet. (52) De vrouwen leren elkaar anders terug te kijken: “Wij zijn de veroveraars! En op onze leeftijd is het geen peulenschil om je vrijheid te heroveren!” (56) Het schokkende is dat je jezelf in de onbalans meeneemt naar de nieuwe relaties en de nieuwe omgeving. Dat blijkt wel uit het verhaal en het open einde geeft wat dat betreft weinig hoop. Definitief weg bij man, kinderen en kleinkinderen. Dat houden maar weinig mensen vrolijk vol.
Op de achterzijde lees ik dat de auteurs het subtiele maar rakende en actuele beeld schetsen “van een crisis op zestigjarige leeftijd en volgt de lezer de road movie van een fantastisch innemend hoofdpersonage.” Ik laat even de vormgeving buiten beschouwing, maar het is niet mijn leeservaring als ik het verhaal op inhoud beoordeel. En met de levensfasetheorie van Erikson in gedachten zie ik een vrouw die geen vrede gevonden heeft over de zestig jaar tot dan toe en nogal wat moet doen voordat wijsheid en verbinding gegeven kan worden vanuit innerlijke harmonie.
Aimée de De Jongh en Ingrid Chabbert, Zestig lentes (Vrije Vlucht). [Brussel] Dupuis, 2022.
Inkleuring Aimée de Jongh; assistentie inkleuring: Kenny Rubenis & Daniel de la Cruz Díaz Valdés; maquette: Philippe Ghielmeti & Léa Ellinckhuÿsen; vertaling Manik Sarkar; lettering: La Grafica.

Christine: “Stel dat we alles van tevoren al wisten – wat dan? Zouden we dan nog wel gaan leven? Zouden we dan nog wel een brug oversteken zonder ons druk te maken over de andere oever?” (85)