Wie weet, misschien…

Geloof en zekerheid lijken synoniemen. Gelovigen spreken vaak heel stellig over onzichtbare werkelijkheden. Kerkelijke uitspraken over God, mens en wereld doorstaan eeuwenlang de veranderende tijden. Mensen kunnen doorzetten bij tegenstand en achterklap omdat hun motivatie diep geworteld is in onwankelbaar geloof. Spreek ik voor mezelf, dan kan ik zeggen dat ik me op dit ogenblik niet kan voorstellen ongelovig te zijn. Noem dat zekerheid, dan voeg ik er wel direct aan toe dat zij gemengd is met vormen van onzekerheid. “Wie weet, toeval en misschien” zijn woorden die voorkomen in mijn geloofstaal.

 

Daarom vormen Mordechai en Ester voor mij een heldenduo. Ik dank God dat het boek Ester in de basisbibliotheek van de kerk is opgenomen. In elk geval één boek dat Gods naam niet noemt en toch heilig mag heten. In het spannende verhaal over Ester (en Mordechai) zie je mensen in de herkenbare wisselwerking tussen keuzen en omstandigheden. In dat al te menselijke gedoe hoor je zo hier en daar geloofstaal. “Wie weet ben je juist koningin geworden met het oog op een tijd als deze.” (Ester 4,14).

 

Hier spreekt Mordechai. Deze Joodse man is verantwoordelijk voor Ester, een weesmeisje dat hij had aangenomen tot zijn dochter. Hij was bezorgd toen zij werd opgenomen in de harem van koning Ahasveros. Hij heeft haar bezworen haar afkomst niet bekend te maken. Maar als de omstandigheden het wel zeer benauwd maken voor de Joden in het Perzische rijk, komt er een moment dat hij niet meer wil wegduiken. Mordechai ziet een kans: de Jodin Ester heeft als voorkeursvrouw van Ahasveros toegang tot de macht. Zij kan wellicht van haar positie gebruik maken om een wending ten goede te brengen.
Nico ter Linden schrijft erbij: “Want is het toevallig dat Ester aan het hof vertoeft of zit de Eeuwige daar achter, de God wiens naam in Mordechais woorden verborgen blijft. Het zou kunnen dat de hemel in het spel is, nu Esther uitgerekend in deze bange uren koningin der Perzen is. Mordechai houdt er geen gesloten geloofssysteem op na waarin een mens precies denkt te weten wie God is en wat hij doet en wil, maar hij blijft ook uit de buurt van het ongeloof dat alles tot toeval verklaart. Wie weet…” (225).

 

Precies, er momenten zijn waarop de Almachtige geen bericht geeft. Dan moet je een inschatting maken. Heel menselijk de zaken op een rij zetten. Observeren wat er eerder gebeurde. Gokken hoe iets kan gaan lopen. En dan iets wagen. Het gevoelige punt is wel dat niet Ester zelf deze kans ziet, maar haar stiefvader. Terwijl Ester tot actie zal moeten overgaan. Zij neemt de gok. “Moet ik omkomen, dan zal ik omkomen.” (4,16). Zij mobiliseert haar omgeving (“eet niet, drink niet, overdag niet en ’s nachts niet, drie dagen lang”) en gaat. De rest is geschiedenis: het lukt. Joden die de Naam niet noemen, zij hopen, wagen en riskeren een slechte afloop. Wat is dat anders dan geloof?

 

Ik haak snel af bij mensen die God overal aanwezig zien. Zij aarzelen nooit om de bedoeling van de Heer te benoemen. Ik zie in Bijbelse verhalen nog meer voorbeelden van onzekerheid. Mozes wil God wel benaderen, ook al heeft het volk zich zwaar misdragen. “U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan; misschien kan ik de HEER ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen.” (Exodus 32,30). David probeert de hemel tot goedheid te bewegen voor zijn dodelijk zieke kind: “Ik dacht: Wie weet is de HEER me genadig en blijft het kind in leven.” (2 Samuel 12,22). Amos roept de mensen tot de orde: “Haat het kwade, heb het goede lief en zorg dat er recht gedaan wordt in de poort. Misschien zal dan de HEER, de God van de hemelse machten, genade schenken aan wie er overgebleven zijn van Jozefs volk.” (5,15).

 

Niet altijd ben je zeker van Gods reactie. Soms zoeken wij het gewoon zelf uit. Maar niet zonder hoop. We hopen er het beste van. Ook dat is geloof.

 

Met dank aan: Nico ter Linden, Het verhaal gaat… 5: De geschriften.2 [Amsterdam]: Balans, 2002.