Spreken over God als Vader

“Je bent mijn God niet Vadergod, als je me alleen erkent op grond van mijn seksuele en mijn voortplantingsfunctie.” In 1980 vierden vrouwen een liturgie in Nijmegen. Daar klonk onder andere deze uitspraak (citaat bij Biezeveld, 9). Feministische theologie wees op het verband tussen vormen van macht en de taal over God in de christelijke traditie. Mary Daly heeft dat kort en krachtig geformuleerd in haar boek Beyond God the Father uit 1973: “If God is male, male is God.” Volgens haar is het spreken over God als vader voortgekomen uit de patriarchale ordening. Die projectie is vervolgens als legitimering gaan werken. Daly zocht wegen om vrouwen een eigen proces te geven, een eigen taal in het vinden van een eigen ‘zelf’.

 

Kune Biezeveld stelt in Spreken over God als Vader dat deze benadering van Daly moeilijk past in de christelijke traditie. “Deze staat juist voor de overtuiging dat godstaal meer is dan een projectie vanuit de bestaande werkelijkheid en dat de bijbelse ‘God de Vader’ niet samenvalt met de patriarchale macht.” (301) Dit goddelijk vaderschap is de bevrijding uit allerlei aardse macht, ook uit de macht van de ‘natuurlijke’ vader. Binnen een patriarchale ordening staat het vaderschap voor macht. Over kinderen en over vrouwen. Afzien van macht en zelfs weerloosheid wordt zichtbaar in Jezus Christus, het beeld van de onzichtbare God. Toch ligt er wel degelijk een verband met die context, want Bijbelse godstaal is gewone taal ‘net als alle taal ontstaan in wisselwerking met haar context’. (302) De associaties rond vaderschap hoeven niet perse negatief te zijn. Het kan ook staan voor zorg, liefde en de overdracht van wezenlijke waarden. Net zo goed als ‘moeder’ kan staan voor verstikkende moederliefde.

 

Ook prof. Van de Beek laat zich niet meenemen in de eenvoudige koppeling tussen patriarchaat en Gods vaderschap. Er is een breder kader. Feminisme is geen op zichzelf staand verschijnsel. Zij is een variant van een bredere tendens in onze samenleving, namelijk van het verzet tegen autoritaire gezagsinstanties (sinds de Verlichting). In de 20e kwam daarbij het verzet tegen de patriarchale structuur. Mensen zijn mondige zelfstandige personen die verantwoordelijkheid kunnen nemen. Ze hebben geen vader nodig die zegt wat ze moeten doen en mogen denken. “De machtsverhoudingen in de samenleving worden geduid in het licht van het vaderschap dat voor de traditionele maatschappij als onderdrukkend wordt geïnterpreteerd. Omdat God ook ‘vader’ deelt Hij in deze patriarchale gezagsverhouding. Als de patriarchale maatschappij wordt afgewezen, wordt daardoor ook God afgewezen.” (63)

 

In het Oude Testament staat vaderschap voor respect, verkiezing, vergeving, trouw en zorg. Daarnaast zijn er andere beelden voor God: echtgenoot, koning, heer. “Dat is niet zonder reden: alle beelden duiden op een gezagsverhouding. God is boven de mensen geplaatst en mensen zijn afhankelijk en moeten onderdanig zijn. Dat geldt ook voor het beeld van de partner. Man en vrouw waren in de oudheid geen gelijke partners. Vrouwen waren aan hun man ondergeschikt, maar bovenal van hem afhankelijk.” (65) Het gaat dus niet om verwantschap. Dat is bij de meeste beelden wel helder, maar niet direct bij vaderschap (en ook niet bij moederschap). Als vaderschap ambivalente associaties oproept (angst naast veiligheid) dan kan dat ook gezegd worden van andere titels. Leraren zijn er ook in soorten. “Het helpt ook niet om God als Vader te vervangen door God als Moeder, want er zijn ook kinderen die lijden en geleden hebben onder hun moeder en daardoor hun leven lang beschadigd zijn. Ook God als partner helpt niet. Partners zijn vaak goed, maar soms ook een verschrikking.” (66-67)

 

De Bijbel wil volgens Van de Beek zeggen dat God patriarchaal is. Hij is het hoogste absolute gezag. Hij vraag absolute gehoorzaamheid. Alles zal aan Hem onderworpen worden. Hij is triomfalistisch en Hij onderdrukt de vijanden. Al deze dingen gelden ook voor Jezus als aan Hem de goddelijkheid wordt toegeschreven. Het gaat er om dat wij vasthouden aan waar de titel ‘Vader’ voor staat. “De titel ‘Vader’ is in het perspectief van de Bijbel onopgeefbaar. De schrijvers zijn er zelf ook voorzichtig mee. Dat God echter de almachtige is, het hoogste gezag, is niet opgeefbaar. Daarmee staat of valt de goddelijkheid van God.” (69)  Deze God kan zich wel vernederen. Dat is juist de paradox. Hij heeft dat gedaan in Jezus Christus. Bij Hem komt het gebruik van de vadernaam vandaan. Het heeft allereerst trinitarische betekenis. We kunnen het vaderschap van God niet invullen vanuit onze ideeën over vaderschap. We moeten het leren begrijpen vanuit Jezus. “Steeds weer moeten we terug naar Christus in wie God zich openbaart, ook zijn vaderschap. Dan functioneert het spreken over God als Vader niet onderdrukkend, maar kritisch bevrijdend: elke vader die niet het beeld van de Vader van Jezus Christus, die alleen gekend wordt in zijn Zoon, die het beeld is van de onzichtbare God, weerspiegelt, wordt onder kritiek gezet.” (75)

 

Kune Biezeveld wil staan in de christelijke traditie die spreekt over God als Vader, Zoon en heilige Geest. Dat is de bron waaruit het leven oplicht. “Waar dat geheim in liturgische samenkomsten wordt verwoord met de woorden ‘Vader, Zoon en Heilige Geest’ voeg ik me in de traditie van de kerk van alle eeuwen. Ik kan dat echter alleen als ik weet dat er daarnaast – in diezelfde samenkomsten – ruimte is voor een steeds nieuwe godstaal, een taal waarin veelkleurige ervaringen vanuit onze veelkleurige werkelijkheid meeklinken. Opdat in die werkelijkheid steeds opnieuw de betekenis van deze God kan oplichten.” (305)

 

Veelkleurige ervaringen, dat is het hedendaagse levensbesef. De ene werkelijkheid is in talloze niet overlappende ervaringen uiteen gespat, in soms zelfs tegenstrijdige. De solidariteit in zonde en schuld is geen thema meer. Juist dat lijkt me van belang om te kunnen invoegen in de ene taal van de traditie over God als Vader. Hij is immers de Vader die zonden vergeeft: “Zo ver als het oosten is van het westen, zo ver heeft hij onze zonden van ons verwijderd. Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen, zo liefdevol is de HEER voor wie hem vrezen. Want hij weet waarvan wij gemaakt zijn, hij vergeet niet dat wij uit stof gevormd zijn.” (Psalm 103,12-14)

 

Naar aanleiding van: Kune Biezeveld, Spreken over God als vader: Hoe kan het anders?2 Baarn: Ten Have, 1997

 

Dr. A. van de Beek, Mijn Vader, uw Vader: Het spreken over God de Vader (Spreken over God 3.2). Zoetermeer: Meinema, 2017

 

 

Mensen mogen mensen geen gezag claimen als God. Van de Beek: “Het goddelijk gezag moet dus goed onderscheiden worden van het kerkelijk gezag. Ambtsdragers en voorgangers mogen respect verdienen, maar ze hebben geen laatste zeggenschap. Zij kunnen nooit een beroep doen op gezag namens God.” (70) Dat geldt ook voor biologische vader en wettelijke vaders. “Het kan betekenen dat men de titel ‘Vader’ voor God soms beter niet meer kan gebruiken, niet omdat deze te autoritair zou zijn, maar juist omdat die te weinig met laatste gezag wordt geassocieerd.” (71)