Pure dialoog

Niet eerder dan een paar weken geleden realiseerde ik me hoe bijzonder het boek Hooglied literair gezien is. Het is pure dialoog. Hij en zij reageren op elkaar en zo hier en daar doet een meisjeskoor of een groepje broers mee. Maar er is geen alwetende verteller die de dialoog inbedt. De opening is in medias res en het slot ook. Zij begint met “Laat hij mij kussen, laat zijn mond mij kussen!” (1,2) en zij heeft ook het slotwoord: “Ga nu van mij weg, mijn lief! Spring als een gazelle, als het jong van een hert over de bergen vol balsemkruid.” (8,14)

 

We kennen in de literatuur drie categorieën: lyriek, drama en epische teksten. “Lyriek kunnen we definiëren door uit te gaan van de taalsituatie of communicatieve situatie. Deze is monologisch,” schrijven Erica van Boven en Gillis Dorleijn. “Een lyrisch subject geeft uiting aan een momentane ervaring en presenteert derhalve geen geschiedenis.” (32) Dat is anders bij dramatische teksten. Dan is de taalsituatie kenmerkend dialogisch. “Er zijn minimaal twee woordvoerders die ieder op hun beurt wat zeggen. Ze reageren op elkaar.” (33) In de derde categorie, epiek, komen we de verhalende teksten tegen. Het natuurlijk heel goed mogelijk dat in het verhaal een dialoog van hoofdpersonen of figuranten is opgenomen. “Maar deze dialogische situatie is ingebed in een kader van tekst die door een vertellende instantie wordt geproduceerd. Deze brengt tekst voort die niet door de personages wordt waargenomen.” (33) Zoals bijvoorbeeld hoofdstuk 1 en 2 en aan het slot hoofdstuk 42 de dialogen van Job, zijn vrienden en God insluit en framed.

 

Hooglied heeft geen verteller die de dialogen inkadert. “Hooglied, van Salomo” (1,1) is geen deel van de dialoog. Het lied is een pseudepigrafisch opschrift: “Een aantal kenmerken van het Hebreeuws en het verschijnen van een heus Grieks leenwoord doen vermoeden dat het Hooglied ongeveer in de derde eeuw voor Chr. is gecomponeerd,” volgens Jan Fokkelman. De dichter heeft “… zijn bundel weliswaar in 1:1 toegeschreven aan de koning, maar dat is net als bij Prediker 1:1 een geval van pseudepigrafie (letterlijk: valse toeschrijving). De Oudheid werkte niet met het begrip plagiaat zoals wij. En wie een mooi gedicht of reeks spreuken had gecomponeerd, probeerde er aandacht op te vestigen en het prestige ervan bij voorbaat te vergroten door er een beroemde naam uit het verre verleden boven te zetten.” (213) De naam Salomo maakt deel uit van een netwerk van betekenissen door ‘aangenaam te allitereren’ met het meisje (de Sjoelamitische 7,1), de naam van de hoofdstad (Jeruzalem) en het woord sjaloom in 8,10.

 

Ellen van Wolde ontleent aan dit dialogische karakter van het Hooglied betekenis voor de sociale beoordeling van seksualiteit: “We luisteren naar de taal van twee geliefden en zien het intieme contact tussen hun lichamen. En kunnen aldus de ruimte laten aan seksualiteit als dialoog.” (112)
Hoe komt zij hiertoe?
De priesters van Israël hebben teksten geschreven waarin op beheersing van lichaam en seksualiteit wordt aangedrongen. Voortplanting en reinheid komen centraal te staan. Priesters hebben een ambt dat geërfd kan worden. Hun dienst vraagt om zuiverheid. Lichaamsvocht (zaad of menstruatiebloed) verontreinigt. Deze mannen hebben teksten geschreven in de vorm van voorschriften. “Je zou deze visie op seksualiteit kunnen samenvatten met het woord ‘monoloog’: de priesters houden een monoloog over seksualiteit, en hun beeld van seksualiteit is monologaal, een monoloog van mannen. De vrouw praat niet terug.” (109) Met geschiedschrijvers en wetgevers is het niet anders. Huwelijk is de hoeksteen van een maatschappij waar familie, eer en bezit nauw aan elkaar gekoppeld zijn. Familievoorschriften zoals te vinden in Deuteronomium (21-24) hebben bezit als uitgangspunt. Bij seksuele misdrijven staat het belang van de familie centraal. Ook hier weer een mannelijke monoloog. Spreuken 5,18-19 en Prediker 9,9 verwoorden het mannelijk perspectief binnen de kaders van de wet.

 

Nee, dan Hooglied: “Seksueel tot elkaar aangetrokken storten ze hun harten voor elkaar uit. Zij zijn in woorden en in daden in een continue dialoog, maar hun taal is verschillend. “ (111) De jonge vrouw is bezig met zijn reacties op haar, zij spreekt met vriendinnen over hem. Hij spreekt haar aan, en soms hebben ze nog samen een tekst. Hun hart en hun lichamen reageren op elkaar en het wonderlijke is dat er geen verteller tussen komt, geen voice-over, niets. “Wij, lezers, lijken direct aanwezig in het bed en in het hoofd van de geliefden. Deze ‘illusie’, het idee dat je direct toegang hebt tot de gevoelens van de geliefden voor elkaar, wordt opgeroepen door de directe dialogen.” (111)

 

Hier is het gesprek aan de gang dat verwijst naar de diepste intentie van Gods wezen. De hemel gaat het gesprek aan met de aarde. De engel Gabriël meldt zich in de woonkamer van een jonge vrouw met nieuws dat haar helemaal opeist. Maar hij begint met een buiging. Deze vrouw is speciaal uitgekozen door de Almachtige. Hij zal een daad stellen die de schepping overtreft. Zo’n boodschap vraagt om een reactie: “Laat maar gebeuren wat de Heer heeft gezegd. Ik ben bereid.” (Lukas 1) Als van de twee uit Hooglied er één God representeert dan de vrouw. Ook omdat zij in het lied der liederen de dialoog opent en sluit.
Toen de HERE de tempel in gebruik nam die Salomo voor hem had laten bouwen, reageerden koning en volk in woord en daad. (1 Koningen 8) Eén van de mooiste gebeden uit de geloofsgeschiedenis werd toen uitgesproken. De offers en het feest van veertien dagen getuigen van dialogisch geluk.

 

Gods initiatief tot dialoog en zijn vasthoudend heropenen ervan creëert het kader voor de monoloog. Van Wolde pleit voor seksualiteit als dialoog en ik voel met haar mee. Seksualiteit wordt in opvoeding en kerkgemeenschap vooral monologisch ter sprake gebracht. Kinderen krijgen aanwijzingen mee, geen speelruimte. Bezit en familie-eer als continu bedreigde kernwaarden zijn in onze samenleving vervangen door  individueel zelfrespect. Voortplanting is losgekoppeld van seks en het al of niet kunnen krijgen van kinderen is geen familiezaak maar een kwestie van al of niet succesvolle zelfontplooiing. De combinatie cultus-reinheid is compleet uit beeld geraakt in de Westerse samenlevingen (soms hoor ik er nog over bij Afrikaanse christenen in Nederland over menstruerende vrouwen die kerkdiensten mijden). Maar ongewijzigd is de dominantie van de monoloog.
Hooglied kan voor de balans zorgen. En de goede prioriteit.
Geweldig dat dit boek in de canon is opgenomen.
Had het niet als ouverture aan Genesis vooraf moeten gaan?

 

Naar aanleiding van: Ellen van Wolde, ‘Seksualiteit als monoloog en als dialoog.’ In: Schrift 250 (2010), 108-112. Ellen José van Wolde is sinds 1 januari 2009 hoogleraar Exegese van het Oude Testament en Bronteksten van het Jodendom en kernleerstoelhouder Bronteksten Jodendom en Christendom aan de faculteit Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen.

 

Erica van Boven, Gillis Dorleijn, Literair mechaniek: Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. Bussum: Coutinho, 1999

 

Jan Fokkelman, Dichtkunst in de Bijbel: Een handleiding bij literair bijbellezen. Zoetermeer: Meinema, 2000