Over loslaten

De verantwoordelijkheid van opvoeders is door pedagoog dr. Wim ter Horst (1929 – 2018) beschreven met vijf kernwoorden: beschermen, verzorgen, overdragen, inleiden en inwijden. Maar er komt ook een moment dat je overbodig bent. “Kinderen moeten op hun eigen benen leren staan, zelfstandig worden, ook wat de liefde betreft.” (31).

 

Tellegens verhaal over de mier die op reis gaat, laat geweldig zien hoe lastig dat is. “Op een ochtend ging de mier op reis. De eekhoorn keek hem na. Zijn hart klopte in zijn keel en na een tijdje riep hij, zo hard als hij kon: ‘Mier! Kom terug!’” (369). De mier komt terug en hoort dat de eekhoorn bang is dat hij voorgoed vertrekt. Best mogelijk, antwoordt hij dan, maar je moet me toch echt niet roepen. De mier eet de pot honing leeg die eekhoorn voor hem neergezet had en gaat opnieuw op reis. “Weer kwam hij in de verte en weer wilde de eekhoorn roepen dat hij terug moest komen. Maar hij beet op zijn tong, liet zijn hart maar bonzen en riep niets. Het stipje dat de mier nog was werd lange tijd niet kleiner, en het leek ook om te kijken. Maar dat kon de eekhoorn niet goed zien. Hardnekkig zweeg hij.” (369).

 

Het is alsof je de wachtende vader ziet in de gelijkenis van Jezus (Lukas 15,11-32). Over loslaten gesproken! Je kunt je lang en breed verwonderen over de escapades van de jongste zoon, en van de oudste. Maar het begin is al wonderlijk raak: “De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.” (15,12). Bij leven de erfenis verdelen, dat is nog eens durven loslaten. Wie garandeert dat de jongste zoon zal terugkeren?

 

De eekhoorn ziet tot zijn verbazing de mier weer terugkomen. “Maar ik heb helemaal niet geroepen dat je terug moest komen,” zei de eekhoorn. “Ik heb helemaal niet geroepen.” “Maar je hebt het wel gedacht,” zei de mier. Ja, dat moet de eekhoorn toegeven. “Je mag het niet zeggen, je mag het niet denken en je mag het niet willen,” zegt de mier ten slotte. (370) Deze hersenkraker gaat wel heel ver voor de eekhoorn.

 

De vader in Jezus’ parabel ziet zijn jongste zoon al in de verte aankomen. Hij krijgt medelijden met de jongen, holt hem tegemoet en omhelst hem (15,20). Is zijn kind ooit uit zijn gedachten geweest? Als kinderen andere wegen gaan dan jij wenst, hoe kun je het opbrengen om niet iets te zeggen, te denken of te willen? Je oordeel opschorten of weglaten, dat kan. Niet denken wordt al lastiger, al kun je het wel leren beperken volgens mij. Niet willen? Dat lijkt me een brug te ver.
Willen moet kunnen. Noem het eventueel gewoon hopen. Als je maar beseft dat je kind zelfstandig is en moet zijn. Dat is geen aanklacht aan jouw adres als ouder. Ik las een korte dialoog in het fraaie boekje Als kinderen andere wegen gaan van ds Margriet van der Kooi en dr. Wim ter Horst. Een ouder spreekt over de kinderen die het geloof achter zich gelaten hebben. “Ik ben er weken van streek door geweest. Het werpt ons terug op God, ik lig er wakker van: wat hebben we verkeerd gedaan?” Margriet antwoordt: “Ik kan alleen herhalen wat ik ooit hoorde: als je niet gesjoemeld hebt met de liefde heb je niets verkeerd gedaan.” (133).

 

Niet sjoemelen met de liefde, dat is goed gezegd. Ik zie het de eekhoorn doen als hij liefdevol steeds honing en beukennoten aan zijn vriend serveert. Het is dan ook niet vreemd dat de mier ten slotte roept: “Vandaag zie ik van mijn reis af.” “Dat is goed,” reageert de eekhoorn. De mier klimt langzaam de beuk in. Even later zitten zij samen binnen, in het huis van de eekhoorn, en zien zij de avondnevels door het bos kronkelen. In de verte horen zij de merel zingen. “Wat een dag,” zegt de mier. De eekhoorn knikt en krabt zich achter zijn oor. (370).

 

Naar aanleiding van: Toon Tellegen, Misschien wisten zij alles: 313 verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Met prenten van Mance Post: Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2001.

 

Margriet van der Kooi en Wim ter Horst, Als kinderen andere wegen gaan. Heerenveen: Filippus, 2009.