Monica, een biddende moeder

 

Dit is een bindprent. Hierop staat de heilige Monica afgebeeld. Zij was de vrouw van Patricius, samen waren zij de ouders van kerkvader Augustinus (354 – 430). Op de achterzijde lezen we een gebed tot God. Daarin wordt gedankt voor de gave die Hij Monica gegeven heeft: ‘the invaluable gift for reconciling the souls with God and one another’. Dan volgt een gebed tot de heilige moeder zelf met het verzoek om te bidden voor families en voor jongeren die de weg naar de levensheiliging niet kunnen vinden.

 

M en ik namen de Engelse en Duitse versie mee uit Rome. In mei 2012 bezochten wij met onze goede vrienden Kees en Nelleke de eeuwige stad. In het fotoboek na afloop van de uitermate boeiende reis noteerde ik voor 2 mei: “Hoogtepunt van de dag. Na lunch gingen we naar het Pantheon, en daarna naar de Capella Santa Monica. Hier staat de tombe van de moeder van Augustinus. Geen toerisme. Alleen vrouwen die komen bidden. Ook wij mediteerden een half uur bij de tombe, over onze kinderen. Hier ontstond het idee om thuis een gebedskamer te maken. We namen Monica prentjes mee. Kunnen we thuis benutten.” Ik kan zonder meer zeggen dat we dat gedaan hebben.

 

Nu ik – jaren later –  de Belijdenissen van Augustinus helemaal heb gelezen, snap ik waarom Monica en gebed een belangrijke en vanzelfsprekende combinatie is. Zij heeft veel en langdurig gebeden voor haar zoon. Het is een heel leerzaam verhaal. Augustinus vertelt eerst hoe zijn moeder zich zorgen maakte over haar zoon. Haar man was nog maar net katechumeen, maar haar zoon nog niet. “Zodoende sidderde mijn moeder van vrome ontsteltenis en angst, en hoewel ik nog niet gedoopt was, vreesde zij toch voor mij dat ik de kronkelwegen zou gaan, waar diegenen wandelen die u de rug toekeren en niet hun aangezicht.” (53-54; II iii 6)

 

Augustinus kan vervolgens melden dat God zijn biddende moeder tegemoet kwam. “Gij hebt haar verhoord, want hoe is anders die droom te verklaren, waardoor gij haar bemoedigd hebt erin toe te stemmen bij mij te wonen en in huis de tafel met mij te delen, hetgeen zij aanvankelijk in haar afkeer en heftige weerzin tegen de godslasterlijkheden van mijn dwaling niet meer gewild had?” (76; III xi 19). In een eindnoot verklaart de vertaler, Gerard Wijdeveld, de weerzin. In die tijd was Augustinus te gast bij zijn rijke vriend Romanius. Deze steunde hem financieel bij de studie in Carthago. Beide hingen destijds het ketterse manicheïsme aan. Zijn moeder had hem min of meer verstoten maar kwam door een droom tot andere gedachten. (358; noot 17)

 

In die droom zag zij nog meer. Monica zag zichzelf rouwend om de ondergang van haar zoon. Toen kwam er een ‘stralend blije jongeman’ bij haar staan die haar gebood geen zorg te hebben  “… en maande haar aan eens goed te kijken: dan zou ze zien dat waar zij was ook ik was. En toen ze keek, zag ze mij vlak achter zich staan, op dezelfde meetlat. Wat is hier anders de verklaring van dan dat uw oren acht sloegen op haar hart, o gij goede en almachtige, die voor ieder onzer zo zorgt alsof gij voor hem alleen zorgde en zo voor allen samen als voor ieder afzonderlijk!” (76-77; III xi 19)

 

Op nog een tweede manier reageerde de Heer op de gebeden en het verlangen van Monica. Zij ging naar een betrouwbare en deskundige bisschop van de kerk. Zij verzocht hem om met Augustinus te gaan praten. Zij hoopte en verwachtte dat haar zoon zo wel van de dwaling zou worden verlost. Hij was daar niet toe bereid. “Dat was bepaald verstandig van hem, zoals ik later wel heb ingezien. Hij antwoordde namelijk dat ik nog niet voor lering toegankelijk was, omdat ik de opgeblazenheid nog had van een nieuweling in die sekte, en door een aantal spitsvondige vragen reeds veel onervarenen in de war had gebracht, zoals zij hem zelf had verteld. ‘Neen,’ zei hij ‘laat hem daar nog maar. Bid alleen maar de Heer voor hem. Hij zal door eigen studie wel achterhalen wat die dwaling is en hoeveel goddeloosheid erin steekt’ … En toen hij dat gezegd had en zij er geen genoegen mee nam, maar met vragen en een vloed van tranen aan bleef dringen dat hij een ontmoeting en een discussie met mij zou hebben, zei hij, al lichtelijk geërgerd: ‘U moet mij nu met rust laten. Zowaar u leeft, het is uitgesloten dat de zoon van die tranen verloren gaat!’ In haar gesprekken met mij dacht mijn moeder er nog dikwijls aan terug dat ze dit antwoord had opgenomen alsof het uit het hemel had geklonken.” (78; III xii 21)

 

Dit is de meest bekende passage uit de Belijdenissen over het gebed van Monica. Het is genoeg om haar te eren als heilige gebedsmoeder voor allen die zorgen hebben over de kinderen die eigen wegen gaan. Het verhaal is echter nog niet af. Monica heeft ook veel gebeden voor het huwelijk van haar zoon. Augustinus had haar dat ook gevraagd. “Maar ook al bad zij – door mij gevraagd en uit eigen verlangen – dagelijks met krachtige kreten van haar hart tot u, dat gij haar in een gezicht iets zoudt laten zien over het huwelijk dat mij wachtte, gij hebt dat nooit willen doen. Zij zag wel eens het een en ander, maar het waren irreële fantasiebeelden, waartoe zij gedreven werd door de drang van haar eigen, door deze aangelegenheid bekommerde menselijke geest; zij vertelde mij daarover ook niet met dat vertrouwen dat zij altijd had als gij haar iets liet zien, maar zij praatte er met geringschatting over. Volgens haar zeggen kon zij namelijk door de een of andere, niet in woorden uit te leggen smaak het verschil waarnemen tussen uw openbaringen en de dromen van haar eigen ziel.” (138-139; VI xiii 23) Dat is heel wijs van moeder Monica. Ook hier valt op hoe de situaties door de eeuwen heen herkenbaar zijn. Het verlangen naar tekenen van de Heer in de leiding van het leven is groot. Wie heeft het onderscheidingsvermogen als moeder Monica?

 

Zo blijft de bekering van haar zoon het belangrijkste verhaal over gebedsverhoring. Monica heeft aan het eind van haar leven dat met zoveel woorden gezegd: “Eén reden was er waarom ik nog wat in dit leven verlangde te blijven: de wens om jou alvorens ik zou sterven als katholiek christen te zien. Meer dan ten volle heeft God mij die gunst geschonken, zodat ik je nu zie als zijn dienaar en zelfs een die het aardse geluk versmaad heeft. Wat doe ik hier nog?” (208-209; IX x 26)

 

Augustinus dankt in dat deel van de Belijdenissen God voor de goede daden van zijn moeder. Waar zij lang voor hem gebeden heeft, gaat hij vervolgens voor haar in gebed: “En daarom, mijn lof en mijn leven, gij God van mijn hart, laat ik nu haar goede daden even rusten – waarvoor ik u vol vreugde dank breng – en bid ik u om vergeving voor de zonden van mijn moeder: verhoor mij omwille van de medicijn voor onze wonden die aan het hout heeft gehangen en die, aan uw rechterhand gezeten, voor ons bij u ten beste spreekt. Ik weet dat zij de barmhartigheid heeft beoefend en haar schuldenaars van harte hun schuld heeft vergeven: vergeef ook gij haar schuld aan haar, indien zij zich die gemaakt heeft in de loop van haar vele jaren na het water van het heil. Vergeef, Heer, vergeef! Dringend smeek ik u, niet met haar in het gericht te gaan. Laat de barmhartigheid zegenvieren over het oordeel, omdat uw woorden waar zijn en gij de barmhartigheden barmhartigheid hebt beloofd.” (214; IX xiii 36)

 

Dit is ontroerend. En voorbeeldig. Ik ontleen er te meer vrijmoedigheid aan om na het overlijden van geliefden voor hen te bidden. Ik schreef daarover al elders. Op deze manier wil ik graag de kerkvader ten voorbeeld nemen.

 

Monica heeft geen kostelijk grafmonument verlangd, schrijft haar zoon. Maar zij heeft het wel gekregen. Eeuwen later zit ik met mijn geliefde M in de Capella Santa Monica in Rome. Wij denken aan en bidden voor onze kinderen, van wie er sommigen eigen wegen gaan. Zo doen we wat de zoon van Monica hoopt dat gebeuren zal in de toekomst, als zij zijn Belijdenissen lezen: “… een geef gij al degenen die dit zullen lezen de gedachte in om bij uw altaar Monica, uw dienares, te gedenken, samen met Patricius, eens haar echtegenoot, de beide mensen, door wier vlees gij mij in dit leven hebt binnengeleid, ik weet niet hoe. Mogen zij met vrome liefde hen beiden gedenken, die in dit vergankelijk licht mijn ouders zijn geweest, die mijn broer en zuster zijn in het gezin waar gij de vader en de Katholieke kerk de moeder is, die mijn medeburgers zijn in het nieuwe Jeruzalem, waar uw volk in den vreemde naar verzucht, van uittocht tot wederkeer: dan zal aan het laatste verzoek dat zij mij gedaan heeft overvloediger worden voldaan in de gebeden die velen door mijn belijdenissen zullen storten, dan door mijn gebeden alleen.” (215; IX xiii 37)

 

Naar aanleiding van: Aurelius Augustinus, Belijdenissen.7 Vertaald en ingeleid door Gerard Wijdeveld. Amsterdam: Ambo, 2007

 

 

De complete tekst van de bidprent in het Engels luidt:

 

“God, Holy Father, mercy for those who trust in You. You granted your servant Monica the invaluable gift for reconciling the souls with You and one another. With her life, her prayers and her tears she took her husband Patrick and her son Augustine to You. In her we praise Your gifts; by her intercession give us Your grace.

O Saint Monica, who spiritually nourished your children giving them birth so many times as you saw them becoming enstranged from God, pray for our families, for young people and for those who can’t find the path of sanctity. Obtain for us the fidelity to God, the perseverance in longing for Heaven and the capacity to lead to the Lord those He puts under our care. Amen.”

 

Over moeder Monica wordt verder op de volgende plaatsen in de Belijdenissen gesproken:

 

  • 55; II iii 8, over de studie van Augustinus
  • 119; VI i 1, dat zij Augustinus achterna reisde naar Milaan 385
  • 109; V viii 15, over haar verdriet bij Augustinus vertrek naar Rome
  • 189; VIII xii 30, dat Augustinus haar vertelt van zijn bekering (‘tolle, lege’)
  • 196; IX iv 8,  over de karaktereigenschappen van zijn moeder
  • 201; IX vii 15, over de hulp die zij bisschop Ambrosius bood