Mensen kijken

Preken maken over verhalen in de Bijbel, ik houd ervan. Het is een vorm van mensen kijken. Voor je het weet, herken je jezelf; of anders je buurman wel. Meer dan de abstracte bespiegelingen in de apostolische brieven of de raadselachtige uitspraken van profeten en visionairen, zijn de verhalen de plaats om steeds weer naar terug te komen. Zoals ook de levensbeschrijvingen van Jezus voor mij hoger onderwijs vormen dan de uiteenzettingen van zijn leerlingen.

 

Toch is het niet eenvoudig, een goed verhaal te maken over zulke verhalen. De grootste valkuil is dat je heel moralistisch wordt. De goeden staan tegenover de slechten, kom mensen, schaar je aan de kant van de goeden! Want met de slechten loopt het slecht af. Dit is een boodschap waar je niet voor naar de kerk hoeft te komen, lijkt me. Het wordt pas echt interessant als je breder kijkt en dieper.

 

Wat breder kijken betekent, heb ik geleerd van drs. H. de Jong. Deze predikant uit de Nederlands Gereformeerde kerken heeft ooit een serie van 31 preken gehouden over het boek 1 Samuël. Dat alleen al, wat een moed! De publicatie ervan onder de titel De twee Messiassen heb ik ademloos gelezen. Hier las ik hoe het kon: het menselijke in al z’n facetten observeren en benutten voor een goed verhaal.
Ik zal een voorbeeld geven, het hoofdstuk over David en de reus Goliath (1 Samuël 17). “Wat moeten wij met dit gegeven van de reuzen?” vraagt De Jong zich in de preek af. Voor ons is een reus een mens met een groeistoornis. Wij hebben eerder medelijden dan bewondering voor uitzonderlijke lengte: het is sociaal onhandig. Maar De Jong denkt even verder:

 

“Wel, u moet weten dat de filistijnse cultuur een typische verwekkingscultuur was. Een kenmerkende koningsnaam onder de Filistijnen was Abimelech, vader-koning, vaderschap is meesterschap. Wanneer in een cultuur op de daad van verwekking zo’n nadruk gelegd wordt, dan worden er te enigertijd reuzen geboren, mensen in het kwadraat om zo te zeggen.” (126).

 

Wat doet hij hier? Het gegeven plaatsen binnen de context van die tijd. Heb je dat draadje in handen, dan kom je ook in je eigen tijd voorbeelden tegen. Zo zegt hij even verderop:

 

“Voor ons ligt de verzoeking anders. Wij leven in een technisch-natuurwetenschappelijke cultuur. In de stallen van het verstand worden bij ons mensen opgefokt als mestkalveren met het oog op hersenontwikkeling. … Maar zien wij het als mismaaktheid? Of vullen wij deze uitstulping met onze trots?” (127).

 

Je kunt wat mij betreft twisten over de concrete uitwerking (‘mensen opgefokt als mestkalveren’?), maar het is een manier van Bijbellezen die de eigen tijd soepel in beeld brengt. En andersom: vraag je je af hoe de man-vrouwverhoudingen in onze samenleving het beste gediend zijn, dan is ineens Abigaïl een interessante vrouw (1 Samuël 25). Wie?  Abigaïl? Precies, zo’n vrouw moet je leren kennen.

 

Met deze preken heeft De Jong mij ook geleerd dieper te kijken in de al te menselijke verhalen. De titel van de bundel preken is: De twee Messiassen. De rode draad die De Jong aanwijst is die van de aanstelling om Gods dienaar te zijn: dat is hun zalving (Messias zijn). Eerst Saul, daarna David, een tijd samen, wie waakt het waar? Nergens wringt het als hij als prediker Jezus als de ware Gezalfde erbij betrekt. Het concrete Saul-en-Davidverhaal verbleekt niet in het licht van Jezus. Het aardse gebeuren blijft de plek waar God goedheid en genade verspreidt. Mijn verhaal, onze geschiedenis, de dag van morgen, het zal de plek zijn waar het gebeurt (in afwachting van de alles veranderende terugkeer van de Heer). Het gewone is op die manier altijd dieper van je denkt. Lang leve de verhalen in de Bijbel.

 

Naar aanleiding van: Drs. H. de Jong, De twee Messiassen: 31 preken over het boek 1 Samuël. Kampen: Kok, 1978.