Maatwerk

Ik hield me laatst intensief bezig met de zeven brieven van de Heer aan de gemeenten in Klein Azië. (Openbaring 2-3) Wat me weer opviel was de onbekommerde complimenten die de Heer geeft en de robuuste oproepen tot bekering. Er is bij de meeste gemeenten een en ander aan kritische noten te kraken, maar over het algemeen wordt het ingeleid door waardering over de dingen waar de gemeente sterk in is. En als zij dan opgeroepen worden de zwakheden in de gemeente te bestrijden, dan blijkt uit de oproep en de beloften dat de Heer ervan uit gaat dat de kerkleden daartoe in staat zijn. De mogelijkheid van de christenen om instemmend of afwijzend te reageren op belofte en dreiging wordt als vanzelfsprekend voorondersteld.

 

Dat heeft te maken met het werk van de Geest van God. De apostel Paulus heeft vooral in zijn brief aan de gemeente van Rome diepgravende opmerkingen over het werk van de Geest gemaakt, zie bijvoorbeeld hoofdstuk 7-8. Daaruit kun je concluderen dat wie in Christus is, door de Geest afstand leert nemen van de zonde. Zonde wordt beschouwd als een onterechte bewoner van het levenshuis en de wil is door Gods kracht gericht geraakt op God en de komst van zijn Rijk. (Romeinen 7,17.20)

 

Deze visie op de wedergeboren mens veronderstelt wèl de ernst van de zonde: deze had de mens zo tot slaaf gemaakt dat de mens niet door eigen kracht tot die liefde voor God kon komen. Het veronderstelt ook een voortdurende strijd die gaande is tussen het nieuwe willen en het oude streven, maar juist de aanspraak van Gods Woord in beloften, opdrachten, vermaningen, dreigementen en aankondiging van het oordeel activeren die verantwoordelijkheid van de gelovige.

 

Wie hiervoor oog krijgt, kan een houding van vertrouwen ontwikkelen die samen gaat met het reëel inschatten van de kracht van het kwaad. Zo ga ik ervan uit dat mensen die hun geloof beleden hebben en zich met overtuiging christen noemen, hun eens gegeven woord serieus willen nemen. Ik vertrouw er op dat mensen aanspreekbaar zijn en zich willen laten motiveren door prediking, onderwijs en gesprek. Totdat het tegendeel blijkt, ga ik ervan uit de Geest de gemeente heeft gezegend met gaven en inzet en dat er daarom ruimte is en moet zijn om die gaven met elkaar te vieren en tot bloei te laten komen. Het leidt er ook toe dat ik met vreugde merk hoe leden kunnen en willen meewerken aan de voorbereiding van diensten, niet alleen in de praktische zin, maar ook inhoudelijk. Want de Geest van uitleg en toepassing is niet alleen aan de predikant gegeven (al is er uiteraard voorsprong door opleiding, ambt en ervaring).

 

Dat komt dan ook tot uiting in de aanspraak van de gemeente. Soms is er inderdaad reden tot duidelijk vermaan. In de serie van zeven in Openbaring 2-3 is de gemeente van Laodicea in de gevarenzone, over haar worden geen positieve opmerkingen gemaakt. Maar de diversiteit is groot in de groep van zeven gemeenten. Smyrna en Filadelfia worden zonder kritiek geprezen en bemoedigd.

 

En Delft? Delft is op veel punten te prijzen. Bemoedigen doet goed en het wekken van verlangen naar meer motiveert vaak beter dan het hameren op de misstanden en het gebrek aan verbetering dat geconstateerd kan worden. Al zal het niet ontbreken waar we vanuit Gods Woord ontdekt worden aan zwakheden en zonden.

 

Dit gevoel voor variatie tussen gemeenten betekent dat je zoekt naar maatwerk. Zoals ik de gemeente Delft heb leren kennen, zo zal ik haar benaderen. Een gemeente even verderop heeft misschien een andere benadering nodig (dat maakt dat je soms aarzelt of je een preek die je in je ‘eigen’ gemeente gehouden hebt kan houden in een naburige kerk). Zo gaat het ook in het pastoraat in de gemeente: maatwerk, zo dat het gemeentelid merkt dat de herder weet hoe verschillend zijn schapen zijn. Het past bij de vergelijking van het lichaam. Sommigen delen hebben meer zorg nodig dan andere. (1 Korinte 12,23-25)

 

Een van de belangrijkste dingen daarbij is wat managementgoeroe Stephen Covey empathisch luisteren noemt (213-236): probeer eerst te begrijpen, dan begrepen te worden. Willen mensen werkelijk tot hun recht en tot bloei komen, dan moeten oordelen, adviezen en interpretaties even uitgesteld worden. Eerst komt de vraag: wat wil de ander precies zeggen? Soms is het probleem op de voorgrond niet de zaak waarom het draait. Wie dan reageert op het voorgrond-probleem heeft misschien de indruk een raak woord gesproken te hebben, maar de ander blijft onbegrepen en dus onbevredigd achter. Zo moet ook de prediking ingaan om de zaken die er écht toe doen, en niet de afgeleide zaken als het probleem te behandelen. Dat is wat mij bezig houdt bij de preekvoorbereiding. Ik hoop elke week dat het lukt.

 

Naar aanleiding van: Stephen R. Covey, De zeven eigenschappen van effectief leiderschap, …