Johannes over de Geest

Op de avond van de opstandingsdag van onze Heer waren de leerlingen bij elkaar. De Heer verscheen in hun midden en zei: “Ik  wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.” En na deze woorden blies Hij over hen heen en zei: “Ontvang de heilige Geest.” (Johannes 20,21-22) Dit wordt wel het Johanneïsch Pinksteren genoemd. Zo lijkt het Pinksteren van Handelingen 2 een herhaling is van wat op de Paasmorgen al gebeurde. Prof. Van Houwelingen wijst er echter op dat het hier gaat om een verwijzing naar Pinksteren. (395) Want Jezus had zelf gezegd dat Hij die geven zou wanneer Hij bij de Vader is. (15,26) Het verhaal past echter goed in het boek van Johannes. Want opnieuw zien we een verwijzing naar de schepping. Zo was Johannes begonnen aan zijn verslag: In het begin was het Woord. (1,1) Hier roept hij de herinnering opnieuw op, aan de Geest die over de schepping zweeft, (Genesis 1,2) en God die de levensadem in de neus van de eerste mens blaast. (Genesis 2,7)

 

Het is een eigenaardigheid van het evangelie van Johannes te noemen, in vergelijking met die van de andere drie evangelisten: het thema van het eeuwige leven, veel minder dat van het koninkrijk van de hemel. Slechts drie keer vermeldt Johannes het koninkrijk van God: in 3,3 en 5 en 18,36. Prof. Floor schrijft: “We krijgen bij het lezen van het Johannes-evangelie sterk de indruk, dat de schrijver doelbewust, we kunnen zelfs zeggen: onder de leiding van de Heilige Geest het koninkrijksmotief heeft vervangen door het motief van het eeuwige leven.” (27) Dat is het inhoudelijke aspect van het koninkrijk: het eeuwige leven schenkt God in Jezus Christus door de heilige Geest. Het is een leven dat kwalitatief anders is dan het leven van de gevallen mens, die aan zonde, de duivel en aan vergankelijkheid is onderworpen. Dat leven is aan Jezus Christus verbonden. De Heilige Geest bewerkt dit nieuwe leven door de verkondiging van Jezus. Want Hij hééft de Geest en kan die overvloedig schenken. (4,34 en 7,37-39)

 

Johannes heeft enkele woorden van de Heer over de Geest als Parakleet opgetekend: 14,16; 14,26; 15,26; 16,7. Het woord blijft soms onvertaald, omdat er eigenlijk niet een goede eenduidige vertaling is: voorspraak, raadsman, advocaat, pleitbezorger (zo NBV). Hoe dan ook, duidelijk is dat wij in Hem te maken hebben met een eigen goddelijke persoon. Hij is niet Christus, de Zoon, ook niet de Vader. De Geest gaat van de Vader uit, de Zoon zendt Hem. (15,26) En Hij treedt op als de belangrijke leraar, die de leerlingen voortdurend zal begeleiden. Hij zal hen alles leren (14,26) door hen alles in herinnering te brengen. Hij zal hen in de waarheid leiden. (16,13) Daarom wordt Hij ook de Geest van de waarheid genoemd. (14,17; 15,26 en 16,13) Bedenk dat Jezus zichzelf de waarheid heeft genoemd (14,6) en je snapt dat het hiermee niet in de eerste plaats om gedachten of meningen over iets dat waar is, maar om persoonlijke kennis van Jezus als de Heer van je nieuwe, eeuwige leven. Zo heeft de Heilige Geest de eerste leerlingen tot het juiste inzicht en het geloof gebracht. Zonder Hem zouden zij zijn onderwijs niet hebben begrepen en nog minder de betekenis van het lijden en de opstanding. Wat Jezus zelf deed op de opstandingsdag (Lukas 24,27 en 32), zet zijn Geest voort na zijn hemelvaart.

 

De sterke verbinding met Christus blijkt ook als over de Geest wordt gezegd dat Hij niet namens zichzelf zal spreken. “Door jullie bekend te maken wat hij van mij heeft, zal hij mij eren.” (16,14) “Wat ervaart iemand, die door de Parakleet geleerd en geleid wordt? De Parakleet is in zijn werk zo volledig op Christus gericht –  Hij is door Christus gestuurd en Hij beoogt niet anders dan om Christus te verheerlijken – dat ook de ervaring die Hij bewerkt Christus-ervaring zal zijn.” (Floor, 35)

 

Maar ook buiten de kring van de leerlingen is de Parakleet aan het werk, benadrukt Johannes. De Geest zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel (16,8-11): zonde, omdat de mensen niet in Jezus geloven, gerechtigheid, dat Jezus terecht tot de Vader wordt opgenomen, en oordeel,  dat de duivel al veroordeeld is. Hier wordt de terminologie juridisch. God heeft een rechtszaak met de wereld. Zijn rechtmatig koningschap wordt betwist. Jezus heeft dat verzet gemerkt, zijn leerlingen ook en het zal een herhalend patroon zijn tot aan het einde toe. Daarom zijn er getuigen nodig, die de zaak ten gunste van God bepleiten. Gods eigen Geest is zo’n getuige (parakleet!). Hij zal stellen dat de Joden het ongelijk aan hun kant hadden toen zij Jezus als godslasteraar hebben laten kruisigen. Dat gaat samen met de uitnodiging om je ongelijk te bekennen en je vertrouwen in Christus uit te spreken. Zo is er redding voor ieder die gelooft. (3,16) Dat getuigenis van de Geest krijgt een vervolg in het getuigenis van de apostelen, zie Handelingen 1,8 en de andere hoofdstukken van dat boek. Elk evangelisatiewerk en zendingswerk staat sindsdien in dat kader: Gods Geest zal de wereld overtuigen van het grote gelijk van God.

 

Deze korte schets over persoon en werk van Gods Geest in Johannes’ evangelie, maakt helder dat hij niet dezelfde accenten legt als Paulus in zijn brieven aan Korinte of Romeinen. Dat is niet met elkaar in tegenspraak, maar moet wordt verklaard door de verschillen in tijd en plaats waarin de geschriften geschreven zijn. Johannes heeft aan het einde van de eerste eeuw te maken met de opkomst van de gnostiek, ook in christelijke kringen. Zijn accent op het nieuwe, eeuwige leven dat God in Christus door de Geest schenkt staat in contrast tot de spirituele gedachten van destijds, dat iedereen het goddelijke leven al in zich heeft. Zoals je dat tegenwoordig ook tegenkomt in bepaalde kringen in onze samenleving.

 

Naar aanleiding van: P.H.R. van Houwelingen, Johannes: Het evangelie van het Woord. Kampen: Kok, 1997 en L. Floor, Persoon en werk van de Heilige Geest. Kampen: Kok, 1988