Ik ben het niet gewend

“Weet je waar je naam vandaan komt, jongen?” In de film In the Valley of Elah (2007) zit Hank Deerfield (Tommy Lee Jones) aan het bed van een jonge jongen, David. “Je bent genoemd naar koning David.” Hank is een gepensioneerde sergeant van de militaire politie. Hij heeft gehoord dat zijn zoon Mike wordt vermist. Als hij later hoort dat hij dood gevonden is, wil hij de waarheid weten. Daarbij stuit hij op reusachtige weerstand. Daarom past dit verhaal in het hart van de film. “De Filistijnen hadden een geweldige reus, de die Israëlieten uitdaagde, Goliath,” vertelt de bedroefde en gegriefde vader die doorzet in zijn zoektocht naar de waarheid. “Ik ken een robot die Goliath heet.” De kleine jongen luistert aandachtig als Hank vertelt hoe David de wapens van koning Saul weigert. Hij neemt zijn eigen katapult, vijf gladde stenen. David blijft staan als de reus op hem afkomt. Dat is wat wij van het verhaal kunnen leren, aldus Hank: zie je angst onder ogen. Zo overwin je monsters. David velt de reus.

 

Het is een mooie film. Ik kijk hem zo weer zonder me te vervelen. Het monster is namelijk niet alleen de treurige, liegende Defensie-organisatie. Ook de harde waarheid dat zoon Mike bepaald geen voorbeeldig soldaat was (seks, drugs, wreedheid, angst). Voor ouders geen aangename boodschap. Het stugge gezicht van Tommy Lee Jones laat heel de film lang zien hoe gehard je wordt in een wereld vol angst, schuld en dood.

 

Goliath is het ‘onbesneden leven’ volgens de schrijver van de boeken 1 en 2 Samuël. “Wat denkt die onbesneden Filistijn wel, dat hij de gelederen van de levende God durft te beschimpen?” (1 Samuel 17,26). Ik snap dat ‘David tegenover Goliath’ op allerlei heroïsche strijd kan worden toegepast. Maar de meest persoonlijke en meest ingrijpende is toch de strijd tegen het ‘onbesneden’ deel van je eigen leven: de zonde en de angst voor het vrije leven met de HEER.

 

David is in dit verhaal upcoming. “Een nieuw leiderschap krijgt in hem gestalte, al weet niemand dat nog. David is nog niet tot koning gekroond en het zal nog jaren duren voor hij als zodanig erkend wordt.” (Peterson, 54). In deze fase durft hij dan toch het aanbod van Saul af te slaan. Dat treft me aangenaam. ”Ik kan hier niet mee lopen,” zegt hij tegen Saul die hem zijn helm en borstkuras helpt aandoen. “Ik ben dat niet gewend.” (17,39).
David doet hier twee dingen. Ten eerste, hij is eerlijk over zijn eigen ervaring. Ik zeg regelmatig iets anders dan dat wat ik denk of voel. Op een of andere manier wil ik anderen het toch naar de zin maken. Eerlijkheid is beter. Want niet het behagen van de ander is je prioriteit, maar de strijd tegen de zonde. “Ik ben het niet gewend.” Wat een goede tekst is dat eigenlijk.
Het tweede is dat David iets weigert van een meerdere: een man met invloed en betekenis. Denk oosters en voel nog sterker hoe gewaagd dit is. Ik pas het toe op mensen die voor mij belangrijk zijn. Dergelijke ‘koningen Saul’ geven adviezen, delen hun eigen wapens met je. En jij bedankt ervoor. Je kiest vervolgens een volstrekt afwijkende manier. De vijand blijft gelijk, het doel ook: de zonde moet eruit, de onbesnedenheid moet aan het kruis sterven. Maar de weg daar naartoe is voor ieder van ons een heel persoonlijke.

 

Dat bewonder ik in de jonge David. Ik blijf de zin oefenen: “Ik ben het niet gewend.” En dan maar hopen dat koning Saul me laat gaan: “Ga dan, en moge de Heer je bijstaan.” (17,37). Meer heb ik niet nodig.

 

Met dank aan: Eugene H. Peterson, David en God: Aardse spiritualiteit voor gewone gelovigen. Gorinchem: Ekklesia (samen met Navigator Boeken uit Driebergen), 1998. (Oorspronkelijk: Leap over a Wall: Earthy Spirituality for Everyday Christians. San Franscisco: HarperCollins, 1997, vertaald door Hannie Rosing).

 

Klik hier voor informatie over de film In the Valley of Elah.