Historisch betrouwbaar?

De schrijver van de boeken Kronieken bewerkt vrijmoedig de oudere teksten van de boeken Samuël-Koningen. Hij creëert een nieuw verhaal voor een nieuwe generatie en laat de Bijbellezer met de vraag achter: past dat soort nieuwe tekst bij de opvatting dat de Bijbel historisch betrouwbaar is?

 

Die vraagt typeert de Bijbellezer uit de orthodox-protestantse of gereformeerde traditie. Dat moet ik er wel bij zeggen. Er zullen lezers zijn die bij voorbaat ervan uitgaan dat de Bijbel geen feiten weergeeft. Maar ik kom uit de traditie waarin aan die betrouwbaarheid veel waarde werd gehecht. Want de realiteit van de verlossing hing ervan af: als Jezus Christus niet geleefd heeft of niet lichamelijk uit de dood is opgestaan, dan is je geloof zonder waarde. En het raakte aan de goddelijkheid van de Bijbel: de Bijbelschrijvers waren geïnspireerd door Gods Geest. Daarom moet het geheel van de Bijbel harmoniëren en de feitelijke toedracht worden weergegeven.

 

Dat is rond Kronieken niet vanzelfsprekend. Dat was in mijn studententijd ook wel helder. Ongeveer gelijktijdig met het begin van mijn studie (1981) arriveerde een nieuwe docent Oude Testament: prof. drs. Heinrich M. Ohmann. Tijdens de bondsdag 1982 van de Bond van Mannenverenigingen op Gereformeerde Grondslag hield hij voor de verzamelde mannenbroeders een referaat. De titel was: Ook dit was koning David: zijn beeld volgens het boek 1 Kronieken. Op de hem kenmerkende manier probeert hij de luisteraars voor zijn onderwerp te winnen: “Het zou mij niet verwonderen, wanneer bij het lezen van de aankondiging van dit onderwerp, de argeloze bijbellezer – als ik hem zo mag aanduiden – (en daar ligt niets misprijzends in) – de vraag bij zich voelt opkomen: Wat moet ik dan die titel denken? Of ook:  waar wil de spreker van deze middag heen?” (61)

 

De argeloze bijbellezer, hij of zij bestaat natuurlijk nog. Argeloos betekent in dit verband, denk ik, dat je als Bijbellezer niet bewust bent van de moeilijkheden of gevaren. Even later voert hij het geloofsstandpunt van de ‘onbevangen lezer’ op: de Bijbel is Gods Woord en dat houden wij vol in de tijd met kritische benaderingen. “Met dankbaarheid nemen we kennis van ieder blijk van Schriftgeloof.” Toch moeten we samen verder komen, aldus de hoogleraar, en de Schrift moet de toets doorstaan: dat het een innerlijke eenheid is. Als mensen tegenstrijdigheden tussen de boeken Samuel-Koningen en Kronieken aanwijzen, is de vraag: is de Bijbel in al haar delen waarheidsgetrouw? “Dat was geen geschiedschrijving. Dat was eerder verdichting,” geeft hij als samenvatting van de studies van het Oude Testament op dat moment. Hij neemt er afstand van: “Wat de schriftkritici doen, daarmee houden wij ons niet op. Wij niet en onze predikanten niet.” (63)

 

Ohmann realiseert zich dat hij tot huisvaders spreekt. Zij lezen, zo neemt hij hoopvol aan, iedere dag aan tafel voor uit de Bijbel. Slaan zij daarbij 1 Kronieken over, alleen al om de geslachtsregisters en de moeilijk uitspreekbare namen? Vragen zij zich af wat je daar nu aan hebt voor je geestelijk leven? Hij wil door deze lezing inzicht geven in die geestelijke waarde van de boeken Kronieken. Zijn stelling is dat het beeld dat 1 Kronieken schetst van David niet in strijd is met dat van de boeken Samuël en Koningen. “Op grond van een Schriftuurlijk vooroordeel zeggen we pertinent: neen. De Schriften zijn een.” (64) Het is dezelfde David, maar ‘gefotografeerd van een andere gezichtshoek’. In Samuël-Koningen is hij de koning van vlees en bloed, het model waarmee de monarchie van Israël haar hoogtepunt bereikt. 1 Kronieken is het de koning die de theocratie belichaamt.

 

Ohmann verwijst zijn publiek naar het werk van twee Oudtestamentici uit de periode van voor de Tweede Wereldoorlog: prof. dr. C. van Gelderen en dr. A. Noordtzij. Van Gelderen noemde in het Bijbelsch Handboek van 1935 David de koning van de grote scheidslijn in de historie. Noordtzij vestigt in de twee Kroniekendelen van de Korte Verklaring (1937-1938) op het idee van de theocratie. “Wij geloven dat Noordtzij goed heeft gezien, en de zin van dit boek gegrepen.” (65) De koning staat centraal en de HERE heeft in de oudtestamentische gestalte van David laten afbeelden wat Hij door Jezus Christus volkomen zal realiseren: de theocratie. Niet de hogepriester, zoals veel oudtestamentici denken, maar de koning staat centraal. Levieten komen wonen in Jeruzalem om de grootheid van de koning luister bij te zetten. “De tempel komt dáár waar de koning woont.” (66) En de profeten zijn er om de theocratie in het goede spoor te houden.

 

Nu ik dit  in 2019 teruglees, zie ik wat ik toen nauwelijks doorhad: de ‘gewone bijbellezer’ wordt in de jaren tachtig van de vorige eeuw verbonden aan de theologie van zo’n vijftig jaar eerder. Kamper theologie conserveerde vooral. De dogmatische vooronderstellingen over de harmonieuze eenheid van de geïnspireerde Bijbel overheersen het exegetische handwerk. In deze lezing komt Ohmann niet verder dan dat de auteur van Kronieken selecteert.
In diezelfde tijd publiceerde ook de Nieuwtestamenticus van Kampen, prof. dr. Jakob van Bruggen, een populairwetenschappelijk boek over ‘afsluiting en gezag van het Oude en Nieuwe Testament’: Wie maakte de Bijbel? (1986). Hij gaat ook in op de vragen rond de boeken Kronieken. “Het is duidelijk dat deze boeken, elk met een heel eigen invalshoek, dezelfde feiten beschrijven en teruggaan op historische bronnen. Toch zijn er wel problemen. De tellingen van de jaren van de koningen loopt soms uiteen. Ook is er niet altijd congruentie bij de gebruikte naamsaanduidingen. Wanneer wij deze en dergelijke problemen beschouwen in samenhang met het geheel van deze boeken en hun overeenstemmingen, is er geen enkele reden tot paniek. Het is onmogelijk, op grond van deze problemen te komen tot de gedachte dat de auteurs misschien wel niet bedoelden geschiedenis te schrijven. Ook wanneer men voorlopig geen oplossing ziet voor deze vragen is er toch geen reden er grote algemene consequenties aan te verbinden voor de boeken als geheel.” (100) Trouwe bijbellezers, zo concludeert Van Bruggen geruststellend, blijven geloven in de Bijbel ook als zij op bepaalde vragen geen antwoord weten.

 

De Bijbellezers van nu nemen hier geen genoegen meer mee, merk ik. Tenminste, niet allen. En ik ook niet. De argeloosheid is voorbij voor mij als trouwe bijbellezer. Want als de Kronist de oude teksten bewerkt, kan zijn motief helder en nobel zijn. Maar hij bedient zich van een techniek die in onze cultuur dat effect juist niet sorteert. We constateren dat hij onjuiste informatie geeft. De auteur van Samuël-Koningen kan rekenen op meer krediet, maar ook bij hem gaan we uit van een afstand tussen gebeurtenis en het verslag ervan.

 

Het theologisch kader over de Bijbel is wat mij betreft aan vervanging toe. Wat mij helpt is om de Bijbel te vergelijken met de kerk. In beide woont de heilige Geest en door beide leren wij God kennen. En zoals de kerk feilbaar is, zo ook de Bijbel. Prof. dr. A van de Beek zette me een aantal jaar geleden op dat spoor: “De Bijbel is het Woord van God, waardoor de Heilige Geest spreekt. Zonder de Schrift geen ware Godskennis, net als niemand God tot Vader kan hebben die de kerk niet als moeder heeft. Tegelijk is de Bijbel een menselijk boek, met historisch onjuiste informatie, met een achterhaalde wiskunde en een wereldbeeld van vergane tijden. … Over de Bijbel kun je net zoveel lelijke dingen of betrekkelijke dingen zeggen als over de kerk. En toch zeggen we van beide dat we daar de ware God ontmoeten omdat daar de ware God tot ons komt. Ze zijn niet goddelijk en toch is er geen andere weg tot het kennen van God.” (329-330)

 

Van de Beek schrijft met vrees en beven dergelijke passages. Ik vind het ook niet gemakkelijk om termen als foutloos of feilloos van de Bijbel los te maken. Maar we hebben echt andere woorden nodig om de Bijbel te laten zeggen wat zij wil. Namelijk dat wij vertrouwen kunnen hebben in de God die leeft.

 

Naar aanleiding van: H.M. Ohmann, “Ook dit was koning David: Zijn beeld volgens het boek 1 Kronieken.” In: H.J. Boiten (eindred.), Er staat geschreven… er is geschied. Jubileumbundel van de Bond van Mannenverenigingen op Gereformeerde Grondslag uitgegeven ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de Bond. Bond van Mannenverenigingen op Geref. Grondslag, 1986, 61-69

 

J van Bruggen, Wie maakte de Bijbel? Over afsluiting en gezag van het Oude en Nieuwe Testament. Kampen: Kok, 1986

 

A van de Beek, Lichaam en Geest van Christus: De theologie van de kerk en de Heilige Geest. Zoetermeer: Meinema, 2012

 

 

Ds. Cor van de Leest wilde in de jaren tachtig van de vorige eeuw de catechisatiejeugd bereiken met een boek over de Bijbel: De Bijbel: Een open boek? (Kleinbeeldcahiers). Groningen: De Vuurbaak, 1984. Hij bespreekt onder andere voorbeelden van tegenstrijdigheid. Zijn conclusie:  “Het blijkt dus, dat we geen reden hebben de Bijbel onjuistheden toe te dichten. Als iemand daar toch toe overgaat, is dat een gevolg van z’n weigering het goddelijk karakter van de Bijbel te erkennen. Wie van dit goddelijk karakter uitgaat, kan in het geval van gerezen problemen wel niet altijd een definitieve eindoplossing vinden, maar op z’n minst kan hij iets aandragen voor een mógelijke oplossing.” (58) Hij vindt het ook noodzakelijk om de verhalende gedeelten uit de Bijbel als historisch feilloos te aanvaarden. “Dan alleen doen we recht aan de Bijbel en funderen we ons geloof op een hechte basis.” (63)

 

Drs. Henk de Jong, De Weg: Tien stellingen over de Bijbel, 2010 (brochure in eigen beheer) geeft een handreiking met het Weg-model. “Is evenwel de bijbel voor u de weg waarop u gaat, dan voelt u zich door de bijbel van de ene tijd  in de andere geleid, van de ene cultuur in de andere gebracht, van de ene levensorde in de andere gestuurd (in de bijbel begint dat dus al) en dan kijkt u tegen de veranderingen in de samenleving aan met iets van moed en vertrouwen dat de Here God die zijn volk, getuige de bijbel, door al zoveel tijden heeft heengeleid, ook voor vandaag wel een begaanbare weg naar morgen zal weten te wijzen.” (23)