Naar Psalm 131

Misschien zit ik al te hoog, Majesteit.
Mijn hart en ogen zijn zo vaak gericht
op wat te groot en te wonderlijk is.

Ik zou het willen zeggen, nu ik U nader:
dat mijn ziel rustig en stil is geworden
en hoogmoed mij zo compleet ontbreekt

als aan een peuter, geborgen bij zijn moeder,
zo op haar heup, zo om haar heen gevouwen,
zo innerlijk verstild bij U.

Ik houd het hier beneden voorlopig op:
Blijf hopen, mensen! Want God is oneindig.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *