Gods reputatie in geding

O, zit het zo. Eindelijk zie ik het. De structuur van het Bijbelboek Jesaja is me tot voor kort onduidelijk gebleven. Ik heb verschillende gedeelten meer dan eens gelezen en bestudeerd. Vooral de messiaanse gedeelten kon ik niet missen. Maar de vraag naar de ordening van het hele boek werd voortdurend verstoord door de vraag naar het auteurschap: is er met recht te spreken over een Deutero- en/of Trito-Jesaja? Daar zat de lading op van rechtzinnigheid of vrijzinnigheid, althans in de jaren dat ik theologie aan de Broederweg studeerde. Nu is dat er gelukkig vanaf. Maar het is (opnieuw) de literaire benadering van het boek als eindresultaat, die mij de ogen opent. “Het boek Jesaja kan gezien worden als een zevendelig literair drama, dat gaat over het lot van Juda en Jeruzalem te midden van grote nood. In het centrum staan de hoofdstukken 36-39, die Assurs vergeefse aanval op Jeruzalem en Sion, de berg van JHWH, beschrijven.” Met veel dank aan Ulrich Berges in Bijbel Literair. (207)

 

Deze vier hoofdstukken zijn grotendeels verhalende delen die slecht lijken te passen in Jesaja’s profetische poëzie. “Zij lijken daar wellicht ingevoegd te zijn om alle tradities over de profeet Jesaja in het gelijknamige boek te verzamelen,” aldus Berges. Hij vervolgt: “Maar dit wordt weersproken door het feit dat deze hoofdstukken precies in het midden van het boek Jesaja staan. Aanhangsels en toevoegingen worden normaal gesproken niet in het centrum van een compositie geplaatst, maar aan het einde (verg. Jer. 52). Bovendien verlangt het orakel tegen Assur en voor de ontkomen rest van Jeruzalem (10:5-34) een concrete vervulling.” (207)

 

Mooi is ook dat Berges daarbij openlegt wat de centrale Godsvraag is. “Niet slechts het bestaan van Jeruzalem staat daarbij op het spel, maar JHWH’s aanspraak op de alleenheerschappij. De aanval op zijn stad is een daad van agressie tegen Hem zelf. Als Sanherib, de koning van Assur (36:1), de stad Gods zou hebben ingenomen, zou alle profetische spreuken van 1-35 achterhaald zijn geweest. Door de bescherming van Jeruzalem en Sion wordt de centrale vraag van het hele boek beslist: kan JHWH redden?” (213)

 

Eenmaal hier aangekomen leer ik van mijn leermeester Oude Testament nader ordenen in deze centrale hoofdstukken. Ohmann publiceerde in 1988 een populair boekje over het lezen van Jesaja 1-39. Hij bundelde daarmee zijn studie over deze profeet door de jaren heen. Hij stelt dat Hizkia’s ziekte en genezing (38) en het gezantschap uit Babel (39) in historische volgorde voorafgaan aan de belegering en mislukte aanval op Jeruzalem (36-37). Hij volgt daarin de argumentatie van zijn voorganger, prof. drs. H.J. Schilder, die erop wijst dat Jesaja 38,6 impliceert dat Sanherib in aantocht is, niet is afgedeinsd. En het tonen van de schatten (2 Koningen 20,13) gaat vooraf aan het weggeven ervan (2 Koningen 18,14-16). (120-122)

 

Dit speelt zich dus ongeveer af: Hizkia’s ziekte valt rond 704-703 voor Christus, in tijden van grote politieke spanningen. Hizkia krijgt levensverlenging (hoofdstuk 38). Merodach Baladan stuurt uit Babel een gezantschap naar aanleiding van die ziekte. Babel is in die tijd nog een ‘bevriende mogendheid’, schrijft Ohmann (124), en de ontmoeting naar aanleiding van de ziekte is een aanloop voor politieke strategie. Jesaja, de Godsman, waarschuwt. Babel zal niet beter zijn dan Assyrië. (hoofdstuk 39) De toenadering van Juda tot Babel weerhoudt Assyrië niet in actie te komen. (hoofdstuk 36) Sanherib belegert Jeruzalem in 701 voor Christus. Ook nu wordt weer de vertrouwenskwestie gesteld. Hizkia gaat naar God en hij ontbiedt de profeet. De ontknoping van het drama is dat Assyrië door de Engel van God wordt verjaagd. (hoofdstuk 37) Maar Assur heeft een eigen versie van de gang van zaken. Daarover lezen we op het prisma van Sanherib.

 

Blijft over de vraag welk van de bronnen dit verhaal het eerst had: de auteur van de boeken Koningen (2 Koningen 18-20) of de profeet Jesaja (36-39)? “Een beslist antwoord is op deze vragen niet te geven,” aldus de oude Jan Ridderbos in de Korte Verklaring, midden vorige eeuw. (253) Beide versies hebben eigen details die voor prioriteit pleiten. Zowel bij de boeken Koningen als bij de bundel profetieën van Jesaja kunnen we uitgaan van een compilator. De recente Studiebijbel online kiest voor de prioriteit van Jesaja: “De historische volgorde is: De beschrijving in Jes.36-39 is ontstaan in de tijd van koning Hizkia, of iets later, in de tijd van Manasse (begin 7e eeuw). Daarna is het boek Koningen geschreven, in de tijd van de ballingschap. Op basis van het slothoofdstuk is een datering tussen 560 en 538 v.Chr. aannemelijk. Het boek Kronieken is pas na de ballingschap ontstaan. Het is opmerkelijk dat daar verwezen wordt naar de beschrijving van het leven van Hizkia in ‘het Gezicht van de profeet Jesaja, de zoon van Amos, in het boek van de koningen van Juda en van Israël’ (2Kr.32:32). Dit maakt het aannemelijk dat de auteur van het boek Koningen gebruik gemaakt heeft van het boek Jesaja. Daarnaast heeft deze auteur overigens ook nog één of meer andere bronnen gebruikt voor de gegevens over Hizkia die niet vermeld staan in het boek Jesaja. Een belangrijk argument voor de prioriteit van Jesaja is de verhouding tussen 36-37 en 38-39. In het boek Jesaja heeft de doorbreking van de chronologische volgorde zin, zodat de geschiedenis uitloopt op de wegvoering naar Babel, maar in 2 Koningen is dat niet nodig.”

 

Hoe het ook zij, het gaat om het resultaat: binnen de context van het geheel krijgen de hoofdstukken hun functie en strekking. In dat kader zullen de details spreken.

 

Ulrich Berges, ‘Jesaja’ In De Bijbel Literair, Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties, onder redactie van Jan Fokkelman en Wim Weren, Zoetermeer: Meinema, 2003, 203-221 (uit het Duits vertaald door Lara Hanssen)

 

H.M. Ohmann, Een woord gesproken op z’n tijd: Hoe lezen wij Jesaja 1-39. Franeker: Van Wijnen, [1988]

 

J. Ridderbos, De profeet Jesaja opnieuw uit de grondtekst vertaald en verklaard. (Eerste deel, hoofdstuk 1-39). Kampen: Kok, [z.j.]

 

 

Ulrich Berges:

 

“Drie bedrijven gaan aan dit vertellend hoogtepunt vooraf (1-12; 13-27; 28-35) en drie bedrijven volgen erop (40-48; 49-55; 56-66).

 

Schema:

 

1e bedrijf Jes. 1-12 Sion en Jeruzalem tussen wens en werkelijkheid
2e bedrijf Jes. 13-27 Over Sions en Jeruzalems vrienden en vijanden
3e bedrijf Jes. 28-35 De goddelijke koning en de Sionsgemeenschap
4e bedrijf Jes. 36-39 De bedreiging en redding van Sion en Jeruzalem
5e bedrijf Jes. 40-48 Jakob/Israel in Babel en zijn bevrijding
6e bedrijf Jes. 49-55 De restauratie van Jeruzalem en Sion
7e bedrijf Jes. 56-66 De verdeling van de gemeente in vromen en zondaars.”

 

Ook Barry Webb volgt deze indeling en geeft er het volgende interessante commentaar bij: “We observed earlier the overall movement from Jerusalem to new Jerusalem and from fallen creation to new creation. But in fact this movement takes place again and again within the book as well as across the whole of it. While the fullest description of life in the new creation is reserved until the last two chapters, we are given frequent anticipations and plegdes of it all the way through, especially at the conclusion of part 1, 2, 3 and 6. We glimpse the end many times before we finally arrive and rest there.” (Barry Webb, The Message of Isaiah: On eagles’ wings (The Bible Speaks Today). Leicester: Inter-Varsity Press, 1996, 30).