Egotoestanden

Ik lees soms vier of vijf boeken tegelijk. Dat is helemaal niet moeilijk. Elke dag een stukje in elk boek. Naast een theologisch werk, lees ik een poëziebundel, een interessant non-fictie boek en een roman. De roman pak ik meestal het liefst. Maar als ik dan bij de koffie ga lezen mag ik pas in de roman gaan lezen als ik eerst gelezen heb uit de andere boeken.

 

“Zaken gaan voor het meisje.” Deze uitspraak heeft mijn vader vroeger gedaan. Ik weet niet meer precies bij  welke gelegenheid, maar als die regel bij me bovenkomt, hoor ik zijn stem. In de terminologie van Transactionele Analyse (TA) gaat het hier om de Ouder in mij en daarmee is één van de drie egotoestanden genoemd. De andere twee zijn de Volwassene en het Kind. Als je een willekeurige dag nagaat, zijn er telkens momenten te vinden waarop je dacht, voelde of handelde als een van deze drie ‘personen’.

 

Daar is niks mis mee. “Om een gezonde en evenwichtige persoonlijkheid te zijn,” schrijven Stewart en Joines, “hebben wij elk van deze drie ego-toestanden nodig. We hebben de Volwassene nodig voor het oplossen van problemen in het hier-en-nu, waardoor wij het leven aan kunnen op een adequate manier. Om goed in de maatschappij te kunnen functioneren hebben wij regels nodig die wij in onze Ouder meedragen. En in onze Kind-egotoestand hebben wij weer toegang tot de spontaniteit, creativiteit en intuïtie waarover wij in onze jeugd beschikten.” (29)

 

Mijn ervaring is dat je je gedrag in eerste instantie gewoon als volwassen beoordeeld. Geluk en ongeluk, dankbaarheid en frustratie, schuld en schaamte, het hoort gewoon bij het leven. Dat klopt voor zover het adequate reacties zijn op het hier-en-nu. Maar soms zijn je reacties dus niet adequaat. Dan zak je te ver in de put, word je te agressief of beschuldigend of duw je mensen om wie je geeft van je af.
Dan is het heel helpend om na te gaan of hier soms de stemmen van de Ouder of het Kind actief zijn. Stewart en Joines omschrijven egotoestanden als “…een consistent patroon van voelen en ervaren dat direct samengaat met een consistent patroon van gedragingen.” (29) Stel, een vrouw dreigt te laat te komen voor een bespreking. Er komt een gevoel van paniek op. Dat kan een onbewuste herhaling zijn van het gevoel van angst dat zij had als zij als kind te laat op school kwam. Dan strafte de onderwijzer haar. Als de vrouw haar hart sneller voelt slaan, haar hand voor de mond slaat en een beetje begint te zweten, zijn dat verschijnselen die zij toen ook kreeg. Ook al is zij de herhaling niet bewust, de Kind-egotoestand laat zich gelden. Door het gedrag te observeren kun je een patroon ontdekken: bepaald gedrag gaat altijd samen met bepaalde gevoelens en ervaringen. Dat kun je voor alle drie de ego-toestanden per persoon beschrijven.

 

Wat ik hiervan leer is de noodzaak om goed te observeren. Bij de bespreking van video-opnamen van gesprekken die ik voerde, lette mijn coach voortdurend op mijn lichaamshouding, stemgebruik, en dergelijke. Dat verwarde mij. Waarom let hij niet op de inhoud van het gesprek? Ik kreeg het langzaam maar zeker door. Hij wil uit mijn gedrag leren wat mijn ervaringen en gevoelens zijn. Als coach wil hij mij leren coachen. Dan moet ik mijzelf bewust zijn van mijn eigen ego-toestanden. Want de gesprekpartner kan bewust of onbewust doorhebben welke rol ik speel en daarop reageren. Wil de ander door mij tot meer inzicht en tot adequaat handelen kunnen komen, dan moet ik bewust omgaan met mijzelf in het gesprek. Vandaar dat ik begon te letten op woorden, intonaties, gebaren, houdingen en gezichtsuitdrukkingen. Dit noemen ze bij TA de gedragsdiagnose en zij is de belangrijkste. Daarnaast kunnen ook sociale, historische en fenomenologische diagnose ingezet worden om de ego-toestanden te herkennen. (52, 56-57)

 

Nicolette Kat doet met coachees soms rollenspellen. (130) Dan zet zij zes stoelen neer. Drie naast elkaar aan een kant en drie naast elkaar ertegenover. Elke stoel vertegenwoordigt een egotoestand. Aan elke kant dus een stoel voor de Ouder, de Volwassene en het Kind. Zij bespreekt met de coachee een casus en telkens als hij doorheeft in welke egotoestand hij zit, moet hij op die stoel gaan zitten. Het doel is om meer in de Volwassene te komen en niet te blijven steken in Kind of Ouder. Zij doet zelf mee. Gedurende het rollenspel wisselen zij regelmatig van stoel.

 

Wat zou er gebeuren als ik mijn pastorale of begeleidende gesprekken eens op dat niveau zou analyseren? Hoe vaak reageer ik als kritische of zorgende ouder en behandel ik de ander als een kind? Hoe vaak gedraag ik mij als een kind, angstig, geïntimideerd, aangepast dus? Kan ik de ander werkelijk zelfstandigheid bieden en autonomie door als volwassene de ander ook als volwassen te beschouwen en te behandelen? Want per saldo: de coachee is zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces.

 

Naar aanleiding van: Ian Stewart & Vann Joines, Transactionele Analyse: Het Handboek voor persoonlijk en professioneel gebruik.7 Amsterdam: SWP, 2008. (Oorspronkelijke titel: TA Today: A New Introduction to Transactional Analysis. Nottingham: Lifespace Publishing, 1987, vertaald door Maarten J. Stoffel, Karen van der Zee en Jan W. Boshuizen)

 

Nicolette Kat: Coachen met een leeg hoofd: Helder en deskundig coachen als expert, gids en geweten.7 Culemborg: Van Duuren Media, 2018

 

 

Eric Berne publiceerde in 1970 Sex in Human Loving (London: Penguin Books) en rekende daarin de inzichten uit de Transactionele Analyse door voor intimiteit en erotiek. Over de egotoestand Kind schrijft hij: “When the Child takes over, the person acts in a childlike way, like a child of a certain age: in one person it might be four years and three months old, in another two years and six months, and it is doubtful if it is ever older than six years. We do not call this Child ego state ‘childish’;  we simply say it is like a child, or childlike. The age of the Child part of the personality in each person is determined by special factors which you can read about in another book if you want to take the trouble. It is important to realise that the Child is not there to be squelched or reprimanded, since it is actually the best part of the personality, the part that is, or can be if properly approached, creative, spontaneous, clever, and loving, just as real children are. Unfortunately, children can also be sulky, demanding, and inconsiderate or even cruel, so this part of the personality is not always easy to deal with. Since your Child ego state is going to be with you for the rest of your life, it is best to acknowlegde it and try to get along with it, and it will do more harm than good to pretend that if you ignore it or deal harshly with it, it will go away.” (95, zie ook 105)