Een overdaad aan wonderen

Als je de geschiedenis van Gods werk in de Bijbel in grote lijn overziet, valt op dat zij zich niet gelijkmatig ontwikkelt, maar gepaard gaat met stroomversnellingen en rustiger tijden. Gaat het om de wonderen die gebeuren, dan springen er drie perioden uit (even afgezien van de wonderlijke schepping). Dat is de tijd van Mozes en de uittocht uit Egypte, de tijd van de profeten Elia en Elisa, en de tijd van Christus en zijn apostelen.

 

De uitdrukking ‘tekenen en wonderen’ is in het Oude Testament voornamelijk van toepassing op de gebeurtenissen rond de uittocht. “Ik zal ervoor zorgen dat de farao hardnekkig weigert, en ik zal in Egypte veel tekenen en wonderen verrichten,” zegt de HEER tot Mozes. (Exodus 7,2, zie o.a. ook Deuteronomium 6,22; Nehemia 9,10; Psalm 105,27; Jeremia 32,20-21) Uiteraard zijn er ook voorbeelden van gebeurtenissen die wonder of teken worden genoemd buiten deze episode om (bijvoorbeeld 2 Kronieken 32,24 en 31), maar deze woordcombinatie wijst vooral naar de wonderbaarlijke krachten die God toonde bij de bevrijding uit de slavernij.

 

Bij de profeten Elia en Elisa is sprake van veel wonderen, om maar een bloemlezing te geven (niet volledig): doden opwekken, gebeden of  vloekwoorden uitspreken die direct gevolg krijgen, harder kunnen rennen dan een span paarden, een Godsverschijning meemaken, opgenomen worden in de hemel met vurige paarden en wagens, olie en voedsel vermenigvuldigen, ijzer laten drijven en zelfs nog helende werking kunnen geven met je dode lichaam. De status van beide profeten is van de buiten-categorie: met name Elia komt veel voor in de geschriften tussen oude en nieuwe testament. (bijvoorbeeld Wijsheid van Jezus Sirach 48,1-12) Het geschrift van de profeet Maleachi toont aan dat Elia een profeet is die een grotere betekenis krijgt dan alleen zijn historische optreden in de 9e eeuw; net als Mozes in de 12e eeuw voor Christus. Maleachi spreekt als profeet na de ballingschap en hij sluit af met een verwijzing naar zowel Mozes als Elia: “Houd je aan het onderricht van Mozes, mijn dienaar, aan wie ik op de Horeb wetten en regels heb gegeven die gelden voor heel Israël. Voordat de dag van de Heer aanbreekt, die groot is en ontzagwekkend, stuur ik jullie de profeet Elia, en hij zal ervoor zorgen dat ouders zich verzoenen met hun kinderen en kinderen zich verzoenen met hun ouders. Anders zou ik het land volledig moeten vernietigen.” (Maleachi 4,22-24)

 

Let op dat dreigende slotstuk. Het moment dat de historische Elia optrad, vroeg om harde taal en waarschuwende woorden, omdat Gods vloek over het breken van het verbond in werking trad. De Elia-die-komen-zal heeft een helende werking, maar tegen de achtergrond van de dreiging van Gods straffend ingrijpen! Elia en Mozes staan zo als cruciale personen symbool voor Gods verbond met Israël: Mozes als de man die het begin markeert, Elia als ‘tweede Mozes’ die het voortbestaan markeert: een rest wordt gered. (vergelijk 1 Koningen 19,18)

 

In het Nieuwe Testament kun je het werk van Jezus Christus op allerlei punten vergelijken met het werk van zowel Elia als Elisa. Jezus verwijst naar Johannes de Doper als degene die gekomen is en als ‘Elia’ het voorbereidende werk heeft gedaan. Maar de mensen hebben zich soms afgevraagd of Jezus zélf Elia was, die komen zou. Als Hij aan zijn leerlingen vraagt: “Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”, is een van de suggesties: “Elia!” (Matteüs 16,14; Markus 6,15) Lukas vertelt dat Herodes denkt dat Elia terug is, en dat is verbonden met het feit dat Jezus én zijn leerlingen macht blijken te hebben over demonen en zieken genezen. (Lukas 9,7-8 vergelijk vers 1-2) Nogmaals, de wonderen en tekenen zijn niet beperkt tot slechts deze drie perioden (lees onder andere Jeremia 32,20), maar de concentratie ervan in deze tijden is wel aanwijsbaar.

 

Als we kijken naar de manier waarop die wonderen functioneren in de geschiedenissen van Elia en Elisa, dan is het de legitimerende functie die eruit springt. Als Elia de zoon van de weduwe in Sarefat opwekt, zegt ze: “Nu weet ik dat u door God gezonden bent en dat u werkelijk namens de HEER spreekt.” (1 Koningen 17,24) Elia bidt tot God om vuur over het doordrenkte altaar op de Karmel en zegt dan: “Heer, God van Abraham, Isaak en Israël, vandaag zal blijken dat u in Israël God bent, en dat ik u dien en alles in uw opdracht heb gedaan.” (1 Koningen 18,36) Zo was het ook ten tijde van Mozes, Exodus 10,2: “Ook wil ik dat jij aan je kinderen en kleinkinderen kunt vertellen hoe hard ik tegen de Egyptenaren ben opgetreden en welke wonderen ik bij hen heb verricht. Dan zullen jullie inzien dat ik de HEER ben.” (zie ook Deuteronomium 4,34 en 35) De overeenkomst met de woorden van Nicodemus tot Jezus is treffend: “Rabbi”, zei hij, “wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.” (Johannes 3,2, zie ook Lukas 7,22) De apostel Petrus zegt dan ook tot de verzamelde Joden: “Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht.” (Handelingen 2,22) Zo hebben de wonderen ook de apostelen gelegitimeerd. (lees 2 Korinte 12,12, Hebreeën 2,2-4)

 

De wonderen hadden meer functies: het tonen van Gods macht (tegenover zonde en tegenstand), het bewijzen van zijn barmhartigheid voor mensen in nood, het wekken van verwachting van de vervulling van het komende koninkrijk. Legitimatie is een belangrijke. Niet iedere spreker of leraar of profeet werd door wonderen en tekenen gelegitimeerd. Dat onderstreept nog eens het buitengewone karakter van wie dat wél meemaakten, zoals de profeten Elia en Elisa.