De legers van David

Wij zijn gewend over het geloofsleven te spreken in termen van strijd. Eén van de bekende teksten uit het Nieuwe Testament is de passage over de geestelijke wapenrusting. (Efeze 6,10-20) We ervaren de strijd vooral innerlijk (de strijd tussen goed en kwaad in onze verlangens), maar soms krijgt de strijd ook gezicht in de controversen tussen gelovigen en anderen die zich bewust tegen het christelijk geloof verzetten. In de boeken Samuël komen we voortdurend die fysieke strijd tegen (al is de innerlijke zeker niet afwezig). Een voorbeeld is de strijd tegen de alliantie van Ammon en Aram, beschreven in 2 Samuël 10. Daar blijkt dat het leger van Israël onder Gods zegen de overwinning krijgt.

 

Het eerste dat opvalt is dat David een vaste kern van loyale en geoefende militairen om zich heen heeft. Vergelijk dat eens met het leger ten tijde van zijn voorganger Saul: “Tijdens de hele regering van Saul werd er fel tegen de Filistijnen gestreden. Daarom keek hij steeds uit naar heldhaftige en moedige mannen en nam die in dienst.” (1 Samuël 14,52) Hier zien we een begin met de vorming van een vast leger (zie hierover Bijbels Handboek I,  Kampen 1981, 483). David heeft er een vervolg aan gegeven. Gedurende zijn regering heeft hij mannen om zich heen gehad die met hem verbonden raakten in de onderduiktijd. Uit hen heeft hij bevelhebbers aangesteld. De zonen van Seruja zijn beroemd en berucht geworden: Abisai, Joab en Asaël. In 2 Samuël 23 staat een lange lijst van helden. Van hen worden allerlei moedige daden opgesomd. Deze mannen behoorden tot de kern van het leger.

 

Daarnaast waren er de zogenaamde Keretieten en Peletieten. We lezen in 2 Samuël 15,17: “De koning vertrok, en al zijn soldaten volgden hem. In Bet-Hammarchak hielden zij halt. Nadat de lijfwacht van Keretieten en Peletieten aan de koning voorbij getrokken was, kwamen ook 600 Gatieten voorbij, die zich bij hem hadden aangesloten.” Zij vormden dus de lijfwacht, maar wie zijn zij? Het vermoeden is dat zij wat afstamming betreft Filistijns waren, zie bijvoorbeeld 1 Samuël 30,14 en Ezechiël 25,16. Men leidt hun oorsprong ook wel terug naar Kreta. In ieder geval vormden deze mannen een persoonlijke garde om David en we komen hen geregeld in de geschiedenissen tegen. (2 Samuël 8,18; 15,18; 20,7.23; 1 Koningen 1,38.44; 1 Kronieken 18,17) Ds D. van Maanen schrijft over deze keuze van David: “Een zeer wijze daad, waardoor de bescherming van zijn leven niet afhankelijk was van de wisselende gunsten van het volk” (74)

 

De derde kern treffen we in de groep Gatieten, de 600 die wij zojuist al voorbij zagen komen in het citaat uit 2 Samuël 15. Hun leider is Ittai, een man uit Gat, de stad waar ook Goliath geboren was. (1 Samuël 17,4) In het conflict tussen David en zijn zoon Absalom bleef deze groep trouw aan David. Waar David hen de ruimte wil geven hun loyaliteit te verplaatsen (het zijn immers vreemdelingen, 2 Samuël 15,19) zweert Ittai trouw aan David, tot in de dood.

 

Om deze ‘beroepsmilitairen’ heen vormde David een volksleger. Heel het volk kon worden gemobiliseerd. Alle volwassen mannen waren dienstplichtig, uiteraard op de uitzonderingen na die de wet van Mozes voorschreef, zie Deuteronomium 24,5. We moeten hier misschien wel denken aan jonge jongens. De huwbare leeftijd voor jongens lag rond de 15 jaar. Een enkele stam had specialisten op bepaalde wapens. De Benjaminieten stonden bekend om hun vaardigheid bij het hanteren van de boog en de slinger. (1 Kronieken 12,2) Juda, Gad en Naftali leverden mannen met lansen en schilden. (1 Kronieken 12,8.24 en 35)

 

Een mooi voorbeeld hoe familiair de verhoudingen in het leger op een bepaald moment waren biedt 2 Samuël 18,2b-4: “De koning sprak tot de troepen: ‘Ik zal persoonlijk met jullie ten strijde trekken.’ ‘Nee, doet u dat niet,’ wierpen ze tegen. ‘Als wij moeten vluchten, zal niemand dat erg vinden. Zelfs als de helft van ons sneuvelt, zal niemand dat erg vinden. Maar u bent evenveel waard als tienduizend van ons. Daarom is het beter dat u ons vanuit de stad bijstaat.’ De koning antwoordde: ‘Ik zal doen wat jullie het beste lijkt.’”

 

Naar aanleiding van: D. van Maanen, Koning David: Leven en regering van de man naar Gods hart. Baarn [z.j.]