Ongemakkelijk succes

De International Booker Prize ging dit jaar naar Marieke Lucas Rijneveld. Haar debuutroman De avond is ongemak werd in vertaling (The discomfort of evening) bekroond en dan denk je toch: wat is het bijzondere van dit boek? M (die het boek al uit had) zei: ik ben benieuwd wat jij van het eind vindt. Als je broer dan ook nog belt en het boek je aanraadt, dan ga je aan de slag. Ik kon het niet meer wegleggen. Het moest uit. Bizar, onthutsend, dat vind ik. En ik ben verdrietig geworden onder het lezen. De taal is knap beeldsprakig. Maar ik ben vooral geraakt door de beroerde rol van het geloof in het verwerken van schokkende levenservaringen.

Laat me dat uitleggen aan de hand van de volgende passage:

“Alles kan gebeuren, bedacht ik toen, maar niets kon worden voorkomen: het plan voor de dood en een redder, vader en moeder die niet meer op elkaar liggen, Obbe die sneller uit zijn kleding groeit dan dat moeder de waslabels uit haar hoofd kan leren, en hoe niet alleen zijn lengte groeit maar ook zijn wreedheid, de kriebelbeestjes in mijn buik waardoor ik op mijn knuffelbeer beweeg en uitgeput uit bed stap, of de vraag waarom we geen pindakaas meer hebben met stukjes noot, waarom de snoeptrommel een mond heeft gekregen met moeders stem in zich die zegt: ‘Zou je dat wel doen?’ en waarom vaders arm een hefboom is geworden: hij valt op je of je nu wel of niet op je beurt wacht, de Joden in de kelder waar net als Matthies niet over gepraat wordt.” (131)

Jas heeft in haar broek geplast op school. Van de juf krijgt zij een onderbroek uit de Vergeetdoos. Zij vraagt aan de juf of ze boos is en die antwoordt: “Natuurlijk ben ik niet boos, dit kan gebeuren.” Prima reactie in een opvoedsituatie. Maar let op wat er nu in het kind van tien, twaalf jaar gebeurt. In je broek plassen wordt getypeerd als iets dat ’gebeurt’. Het kind moet hier geen schuldgevoel over ontwikkelen. Dat gebeurt thuis wel omdat het meisje haar poep ophoudt en weet dat moeder haar daar zomaar over ‘te kakken’ kan zetten op een familiefeestje. (130) Zo onveilig is de situatie geworden naar de dood van het oudste broer Matthies. Dan volgt bovenstaande alinea. Jas realiseert zich dat bepaalde zaken niet kunnen worden voorkomen. Zij maakt een optelling, dat, gaat van het allergrootste (de dood, een redder) tot en met de gewone dingen van kleding snoepjes en weer naar de beladen werkelijkheid: beginnende erotische gevoelens, gewetensvorming en het gedrag van de opgroeiende broer en de grillige vader. De gezinsfantasieën over Joden in de kelder en ten slotte weer waar het mee begon: de dood, maar juist ook de concrete dood.

Al die dingen kunnen niet voorkomen worden. Inderdaad, zo is het. Een kind weet niet van nature hoe je daarmee om moet gaan. Dat moeten je ouders en je omgeving je leren. Niet door te weigeren om te poepen, ook niet door piesen op ongewone plaatsen, of door zwijgen, Bijbelteksten citeren, jezelf doodhongeren of weglopen en weer terugkomen. Dat zijn mechanismen die in dit boek haarfijn uit de doeken worden gedaan als destructieve vormen van coping. Langzaam maar zeker wordt het agressiever, gewelddadiger en begin je te vrezen voor het einde. “We moeten dus iets doen aan de liefde hier in de boerderij,” denkt Jas even later (134) en waarachtig, inderdaad, maak niet alles stuk en begin gewoon samen te huilen, wil je al de romanfiguren toeroepen. “Hebben jullie een God?” vraagt Jas aan de padden die zij op haar kamer bewaart, “Een God die vergeeft of een God die onthoudt. Ik weet niet meer wat voor God wij hebben. Misschien is Hij op vakantie, of heeft Hij zich ook ingegraven. In ieder geval is Hij minder op de zaak.”

Je bent dan nog maar een paar regels verwijderd van de zin waarin het titelwoord naar voren komt: “Al zal het even ongemakkelijk zijn, maar volgens de dominee is ongemak goed, in ongemak zijn we echt.” (135) Hier kan ik als dominee toch niet aan voorbijgaan. Het ongemak in deze wereld is onvermijdelijk, akkoord, maar waarom zouden we daarin meer echt zijn dan in tijden van gemak en geluk? In voorspoed dankbaar, in tegenspoed geduldig en voor de toekomst vol vertrouwen, zegt de Heidelbergse Catechismus over mogelijke reacties op Gods voorzienigheid. (zondag 10, vraag en antwoord 27 en 28) Wat maakt dergelijke reacties mogelijk? Omdat God wel degelijk op kantoor is. Hij is aanspreekbaar en aansprakelijk. Onze hemelse Vader is actief betrokken bij een Noord-Brabantse boerderij waar een kind sterft en de MKZ ertoe leidt dat koeien en kalveren moeten worden geruimd. Geduld in tegenspoed is niet: je mond houden en berusten. Dominante vaders en manipulerende moeders en wrede broers en dwalende dominees zijn ter verantwoording te roepen. Dingen overkomen ons niet alleen, ze worden ons ook aangedaan. De Bijbelse voorbeelden van klacht en verzet zijn in bepaalde christelijke kringen zo onder verdenking gezet dat de uitlaatklep voor een benauwd mens onvindbaar is. Een kind als Jas gaat volkomen in haar binnenwereld zitten. Zwakkere schepselen zijn de dupe van iets dat zij niet gedaan hebben. Dat ‘overkomt’ hen dan weer en zo wordt het leven meer dan ongemak: het is dan de repeterende breuk van een benauwend, dodend leven.

De pedagoog Wim ter Horst schreef in Over troosten en verdriet over het doolhof van het leed. Hij pleit voor opstandigheid als actieve, open inzet, blijk van het niet-aanvaarden van het lot. Jas verzet zich op allerlei manieren, maar de vraag om aandacht wordt er niet in gehoord. Vader noch moeder tonen hier het beeld van de HERE. Als Jas dan tenslotte de vrieskist instapt om letterlijk te bevriezen, dan is duidelijk dat haar actieve inzet op is. En als je je dan afvraagt waar in het verhaal de afslag ten goede genomen kon worden, dan kom je toch eigenlijk op… niets. Althans niets dat zij in haar vermogen heeft. De ouders zijn met zichzelf bezig, broer en zusje kunnen ook niet helpen ontsnappen, hoe ontloop je of devalueer je de akelige woorden van de dominee, waar loopt de lichtgevende barst in deze donkere, verstikkende streng gereformeerde geloofsstolp? IJzig stil, is het slotwoord op bladzijde 271. Het slaat me weer terneer nu ik erover schrijf. Dit hoeft toch niet?
Blijdschap over een prestigieuze prijs voor zo’n verdrietig boek.
Wat een vervreemdende ervaring.


Naar aanleiding van: Maria Lucas Rijneveld, De avond is ongemak.19 Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2020. De eerste druk verscheen in januari 2018. Dit najaar won het boek, in vertaling van Michele Hutchison, de International Booker Prize 2020: The discomfort of evening. Klik hier voor filmclips met interviews en waardering.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *