Gruwelijk echt

The Blair Witch Project is een angstaanjagende film (dat schreef ik al eerder) en sinds het zien van die film ga ik met een boog om echte horror heen. Subtiel spel met suspense gaat nog, maar verder ben ik erg terughoudend. Kettingzagen in mensenlijven is niet aan mij besteed.

Ik begrijp nu beter hoe dat komt. Ik las The Philosophy of Horror, een bundel opstellen over het genre geredigeerd door Thomas Fahy. Philip J. Nickel onderzoekt de waarde van horror in het openingsessay en noemt onder andere: 1) door het praktische levensvertrouwen ter discussie te stellen gedurende de gruwelfilm, bevestigen wij het; we kunnen niet zonder basisvertrouwen; “Everyday life is saturated with our apparently justified reliance on others and on the world around us – saturated with trust.” (27)  2) het leert ons dat volmaakte zekerheid niet te vinden is in het leven, er is altijd een opening naar de angst dat alles anders is dan wij denken. Toch kunnen we verder, want we construeren een alledaags leven waarin we niet door vogels worden aangevallen of ons lichaam niet op een ochtend veranderd is in een kever. “It is necessary that we construct an idea of the everyday in which the intellectual backing for our practical trust feels secure, even when we know it is not.” (29)

Hoe herkenbaar! Nu snap ik ook beter wat mij aantrok in de bundel Lugubere Verhalen van Hermann. Naast het feit ik alles van die man wil verzamelen en (her)lezen, blijft juist deze hardcoveruitgave uit 2014 mij trekken. Hermann Huppen creëert in het verhaal De Slachting (5-14) het bekende Ik-neem-zelf-wraak-scenario. Een jonge man vindt zijn vriendin misbruikt en vermoord, samen met haar ouders en de kat. De politie mompelt het bekende ‘je hoort nog van ons’ en overhandigt de hond die in het huis gevonden is aan de geschokte vriend. Nu had de familie van zijn vriendin geen hond en je ziet zijn gezicht in de wraakstand komen. Via de hond komt hij bij vier jonge daders uit die hij genadeloos afslacht.

“Volgens hem,” lees ik op de officiële site over Hermann Huppen, “is er te veel gevoeligheid voor dergelijke schurken terwijl er niets wordt gedaan om mensen te helpen die in bittere armoede leven. Omdat hij voelde dat het in hem kookte en hoewel hij volledig vijandig staat tegenover gewelddaden tegen onschuldigen, tekent en schrijft hij wel dit verhaal. … Hij liet zich inspireren door een gruwelijke gebeurtenis die de publieke opinie een paar jaar geleden schokte: de moord op 5 mensen in 1969 in Bel-Air (Californië), inclusief Sharon Tate, echtgenote van Roman Polanski, door leden van de familie van Charles Manson. Net als deze moorden bereikt het verhaal van Hermann een geweld dat je zelden tegenkomt in strips waarin we de moordenaars op hun beurt geëxecuteerd zien worden  door de wakende held.”

Philip J. Nickel rekent ook het psychisch gestoorde van de mens tot het horrorgenre (omdat het het gewone leven ernstig ontregelt) maar vooral het boven- of tegennatuurlijke kenmerkt de ware horror: zombies, vampieren, spoken en monsters. Je loopt de bioscoop uit en ineens ben je er niet meer gerust op. Het donkere huis waarin je terugkomt moet snel verlicht worden om te voorkomen dat de rillingen over je rug gaan bij de geringste kraak van een traptrede.

Het griezeligste verhaal in de bundel van Hermann is Op de vlucht (17-21). In een soort prehistorisch  nachtelijk veld staan kale boomstammen en drijven mistslierten rond. Een naakte man rent voor z’n leven, gevolgd door twee vrouwen, al even naakt. Een horde reusachtige aapachtige trollen (beter kan ik ze niet beschrijven) zit hen op de hielen en niet voor de grap. De achterste vrouw wordt gespietst, verkracht, meegesleept naar de woonplek van de beesten en ondersteboven opgehangen. Alles lijkt erop dat ze zal worden gerookt om gegeten te worden. De hoofden van eerdere slachtoffers, gespietst, kijken haar aan. Zij begint te krijsen en wordt wakker…
Het blijkt een boze droom van een meisje dat naakt in haar bed ligt.
“Tjonge,” verzucht ze, “wat een nachtmerrie! Dat was bibberen en beven!” Maar gelukkig, ze zit gewoon op haar kamer, het licht is aan en ze hoort wat geluid op de gang. Dat kan niet anders dan de huisgenoot zijn. “Ben jij dat, Loebas?” Achter de deur grijpt een behaarde arm naar de klink…

Ik glimlach ongemakkelijk en ga maar gewoon verder met m’n werk.


Naar aanleiding van: Hermann, Lugubere Verhalen. Antwerpen: Ballon Media, 2014. Oorspronkelijke uitgave, 1988: Abominable. Voor de website van Hermann Huppen, klik hier.
Philip J. Nickel, “Horror and the Idea of Everyday Life: On Skeptical Threats in Psycho and The Birds.” In: The Philosophy of Horror (edited by Thomas Fahy). Kentucky, The University Press of Kentucky, 2012, 14-32.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *