Commerciële seks

Naar schatting zijn in Nederland 20.000 tot 30.000 mensen fulltime werkzaam in de prostitutie. Laatst las ik een verhaal van één van hen, een vrouw uit Polen. Zij ontvluchtte een lastige thuissituatie en werd als jong meisje al moeder van een zoon. Zij wilde hem graag goed verzorgen en een mooie toekomst met hem opbouwen: een huisje kopen en altijd samen zijn. Via een ‘vriendin’ kwam zij in Duitsland, en later in Nederland, om goed geld te verdienen. Toen haar zoon zestien werd, vertelde zij hem welk werk zij deed. “Hij zei: ‘mama, ik hou heel veel van jou. Ik vind jou lief.’ Toen ik dat hoorde, heb ik uren gehuild. Dat heeft alles voor mij veranderd. Opeens valt de schaamte weg. De belangrijkste persoon in mijn leven weet wat ik doe en toch houdt hij van me.” (De Havenpost)

Intussen las ik ook Platform van de Franse schrijver Michel Houellebecq. Het verschijnen van zijn nieuwe roman Serotonine was de aanleiding deze roman uit 2002 nog eens uit mijn boekenkast te pakken. De hoofdpersoon (Michel!) is een single van rond de veertig die snel rijk wordt door de erfenis na het overlijden van zijn vader. Hij gaat met een groepsreis naar Thailand en maakt daar zonder gewetensnood gebruik van sekswerkers. Terug in Frankrijk begint hij een relatie met Valérie, een van de medereizigers naar Thailand. Zij werkt in de toerismebranche en samen verzinnen zij een nieuwe vorm van luxe, georganiseerde seksvakanties. (204-207) Op een gegeven moment laat Houellebecq de hoofdpersoon zeggen: “Zelf had ik er totaal geen moeite mee dat seksualiteit aan de wetten van de markteconomie zou worden onderworpen. Er waren veel manieren om rijk te worden, eerlijke en oneerlijke, verstandelijke of juist meedogenloos lichamelijke.” (251)

Wat moet er gebeuren in je gedachten om dit normaal te vinden? In de eerste plaats kun je blijkbaar seksualiteit als product beschouwen los van de concrete mens. Vraag en aanbod gaat bijvoorbeeld over dingen buiten onszelf, over groeten of fruit, over ipads en smartphones, eventueel levende wezens als koeien en schapen. Het kopen en verkopen ervan heeft te maken met nut of het vervullen van een behoefte. Als je met je aankoop wilt blijven handelen, dan moet je op een bepaalde manier onverschillig zijn. ‘Productonverschilligheid’ noemt Ad Verbrugge dat: een handelaar “… mag dus niet persoonlijk betrokken zijn bij de spullen waarin hij handelt. En het is juist deze afstandelijke onverschilligheid die hem tot een goede handelaar maakt.” (69) Elk product is dan vervangbaar tenzij het wordt opgenomen in de levenssituatie en geschiedenis van mensen. Dan is het ‘kastje van oma’ ineens niet meer gewoon een product.

Om seks tot zo’n product te maken moet je het intieme spel tussen mensen dus onpersoonlijk maken. Ook mag zij de bestaande behoefte niet bevredigen, zij moet net als kleding, televisies of keuken een keer ‘op’ zijn, weggegooid kunnen worden. “Een consumptiecultuur stimuleert daarom een neurotische ontevredenheid als de nieuwe menselijke normaaltoestand, en precies dat brengt de hoogspanning teweeg die consumptie en productie voortjaagt.” (Verbrugge, 73) In de roman reduceert Michel de zaak tot betaalbaarheid: “… je had maar twee eigenschappen die telden, jeugd en lichamelijke schoonheid. Die eigenschappen hadden zeker hun prijs, maar waren niet onbetaalbaar.” (251, cursief in origineel)

Het is een merkwaardige menselijke eigenschap, dat wij kunnen dépersonaliseren. Dat je je lichaam en de daarin opgeslagen (potentiële) sensaties als los van jezelf beschouwt en hanteert. Veel verhalen van sekswerkers gaan over misstanden thuis. Wie neemt iemand iets kwalijk als hij of zij dépersonaliseren tot een overlevingsmechanisme ontwikkelt, voor jezelf of voor een ander? De ondergang was waarschijnlijk de enige voorstelbare optie op dat moment. Het ontnuchterende van de roman van Houellebecq is dat hoofdpersoon Michel onomfloerst stelt hoe het zit: “Als welgestelde Europeaan kon ik in andere landen voor een lagere prijs voedsel, diensten en vrouwen krijgen; als decadente Europeaan, me bewust van mijn naderende dood en volledig gezwicht voor het egoïsme, zag ik geen enkele reden om me die mogelijkheid te ontzeggen. (252-253)
De naderende dood en het egoïsme, zie je het staan?

Paulus heeft het ergens over mensen van wie de ‘aandacht alleen gericht is op aardse zaken.’ (Filippenzen 3,19) Wie wil weten hoe dat werkt, leze Houellebecq. Schaamteloos kan de ellende van de ander en de koopkracht van de neurotisch ontevreden mens een verdienmodel worden. Het is terecht dat hij in Platform ruimte maakt voor het religieuze verzet. (279v, 286) Binnen de democratische, vrije samenleving moet je ‘vreedzaam’ vechten, maar verzet moet het toch echt wel zijn: tegen dépersonaliseren van de mens en voor tevredenheid.

Net zo min als geluk is tevredenheid een prestatie. Michel zegt op een gegeven moment dat hij gelukkig is, met Valérie: “… ik had een geliefde gevonden en zij maakte me gelukkig.”  (177, zie ook 140) Geluk, je krijgt het van iemand die zich onvoorwaardelijk aan je verbindt. Aards geluk brengt vrede. Hemelse liefde creëert tevredenheid. “Ik weet wat het is om gebrek te lijden,” schrijft de apostel,  “maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek. Ik ben tegen alles bestand door hem die mij kracht geeft.” (Filippenzen 4,12-13)


Naar aanleiding van: Michel Houellebecq, Platform: Midden in de wereld. Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers, 2002 (oorspronkelijke titel: Au milieu du monde: Plateforme. Parijs: Flammarion, 2001, vertaald door Martin de Haan).
De achterflap verwijst naar de titel: “Een twaalfjarige jongen klimt in de bergen in een elektriciteitsmast, helemaal tot op het platform. De gapende leegte onder zijn voeten oefent een vreemde aantrekkingskracht op hem uit: zal hij springen? Dertig jaar later moet hij terugdenken aan dat moment. Hij heeft de liefde van zijn leven gevonden en zijn eigen economische waarde opgeschroefd door een briljant idee voor een nieuwe vorm van toerisme te lanceren, maar hoe stabiel is geluk? In ieder geval kunnen we er geen recht op doen gelden, zoveel is zeker.” Op p. 272 is de herinnering aan de platformscene beschreven. Dat zij de titel van het boek heeft gehaald is voor mij na lezing niet overtuigend.

De Havenpost: Hart voor vrouwen in de prostitutie, 22e jaargang, no 1, 2019
Ad Verbrugge, Staat van verwarring: Het offer van liefde. Amsterdam: Boom, 2013
In de Volkskrant van 23 oktober 2002 schreef Rokus Hofstede een sterke bespreking van Platform.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *