Amalek verslagen

Van Mordechai wordt verteld uit welke lijn van afstamming hij komt: “Hij was een zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis, uit de stam Benjamin.” (2,5) Ook bij Haman wordt iets dergelijks gezegd: “… de zoon van Hammedata, een nakomeling van Agag.” (3,2) Op deze manier legt de schrijver van het boek Ester verband met de voorgeschiedenis. In de tijd van Samuël, de eerste profeet in de tijd van de Rechters in Israël, was er een Benjaminiet die Kis heette. Hij was een vermogend man en had een zoon die Saul heette. (1 Samuël 9,1-2) Deze Saul is de eerste koning geworden van het volk Israël. Eén van de eerste taken die hij als koning moest uitvoeren, was het leger van de Amalekieten verslaan. (1 Samuël 15) De koning van de Amalekieten was… Agag.

 

Nu is het de vraag hoe Mordechai nu precies aan de stam Benjamin verbonden is. Is Mordechais overgrootvader Kis dezelfde als de vader van Saul? Als Mordechai in feite de rol gaat spelen als Saul II, tegenover Haman als Agag II, waarom heeft de schrijver dan niet ook de naam van Saul als voorvader genoemd? Dat kon duidelijker. Bovendien wijzen uitleggers erop dat de namen Hammedata en Agag ook heel Perzisch klinken. Bedoelt de schrijver werkelijk de natuurlijke verbinding met het volk Amalek aan te wijzen? Ook dan is de vraag simpelweg: waarom zegt hij dat dan niet?

 

Toch is er wel reden om een verband met de oude strijd tussen de God van Israël en Amalek te leggen. Dat komt vooral door de manier waarop de schrijver Haman verder in het boek typeert: de vijand van de Joden. Zo staat het voor het eerst in 3,10 en het wordt nog eens opgeschreven in 7,6 (‘die meedogenloze vijand’), 8,1 en 9,10 en 24. Deze vijand heeft het plan om het volk van Israël uit te roeien en dat past precies bij wat wij van Amalek weten.

 

Amalek komt voor in de Torah, de Profeten en de Geschriften (de Joodse indeling van het Oude Testament). In de Torah worden de beginselen uitgelegd, over God, de wereld en zijn volk. In beginsel is de God van Israël tegen Amalek. Amalek valt Israël in de woestijn in de rug aan. (Exodus 17 en Deuteronomium 25) Waar Egypte net verslagen is, neem dit volk de rol van Egypte over: Israël vernietigen en dat op een lage manier. “Vergeet niet wat de Amalekieten u hebben aangedaan tijdens uw tocht uit Egypte. Toen u uitgehongerd en uitgeput was hebben ze gewetenloos, zonder enig ontzag voor God, de achterhoede overvallen, waar de zwaksten zich bevonden.” (Deuteronomium 25,17-19) God laat het vastleggen: Hij wil dat op aarde niets aan Amalek herinneren zal. (Exodus 17,14)

 

In de afdeling Profeten staan de boeken die verhalen hoe de principes van de Torah worden omgezet in de praktijk. Wij lezen de boeken 1 en 2 Samuël meestal als historische boeken, maar naar hun aard zijn het boeken die de werkelijkheid profetisch belichten. Saul krijgt als een van de eerste taken de opdracht om Amalek te bestrijden en met de ban te slaan. Hij faalt. Hij laat koning Agag in leven. Hij neemt het beste van de buit. Samuël beoordeelt de situatie profetisch: “Schept de HEER meer behagen in offers dan in gehoorzaamheid? Nee! Gehoorzaamheid is beter dan offers, volgzaamheid is beter dan het vet van rammen.” (1 Samuel 15,22) David doet het later beter (1 Samuel 30 en 2 Samuel 1)

 

Ester is een boek uit de afdeling Geschriften. In de Geschriften wordt er gereageerd op de Torah en de Profeten: dankbaar, lovend, kritisch, bevragend, klagend, nu ja in alle toonaarden. Ester is een feestrol. Het feest Poerim is ontstaan uit een wonderlijke afloop van een zeer benauwde situatie. Het was in een tijd waarin het Woord van God schaars was. Het verhaal noemt Gods naam niet eens, een enkele vage hint daargelaten. Maar compleet helder was dat het Amalekitische zich opnieuw manifesteerde: Haman, de zoon van Hammedata, een nakomeling van Agag, ontpopte zich tot een meedogenloze vijand van Israël. Het leek hem bijna te lukken, maar – gelukkig – de rollen werden omgekeerd. Zo is het een verhaal uit de Geschriften dat uitloopt op de dankbaarheid over wat de God van Israël al liet zien in de Torah: Hij heeft een eeuwige vijandschap tegen het kwaad. Hij zal overwinnen, ten slotte.

 

In het beloofde land faalde Israël om Amalek te weerstaan (Saul). In de woestijn (Exodus, Deuteronomium) en in de diaspora bezorgde de HEER de overwinning. Ook al wordt Hij niet met zoveel woorden genoemd in het boek Ester, toch is zijn aanwezigheid voelbaar. Onnoembaar aanwezig, om met een lied van Sela te spreken. Of met Paulus: “En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepenen zijn, alles bijdraagt aan het goede.” (Romeinen 8,28)

 

Het is opnieuw een manier om het boek Ester actueel te lezen: waar zien wij het ‘Amalekitische’ in onze werkelijkheid tevoorschijn komen? Hebben wij de stevige beloofde landpositie om er zelf iets aan te kunnen doen (als Saul en David)? Of moeten we als in de woestijn of de diaspora wachten op hulp van de ‘andere kant’ (om Mordechai te citeren, 4,14)?

 

Naar aanleiding van: Egbert Rooze, Amalek: Over geweld in het Oude Testament. (Verklaring van een Bijbelgedeelte). Kampen: Kok, 1997