Aardmens en Leven

Waaruit komt de bedorven aard van de mens voort? De Heidelbergse Catechismus verwijst in antwoord op deze vraag naar Adam en Eva: ‘Uit de val en ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs…” (vraag en antwoord 7). Zo staan de eerste mensen met naam en toenaam bekend: Adam en Eva. Ik heb het als jonge jongen geleerd uit de Bijbelverhalen en in het kerkelijk onderwijs. Ik heb het in preken talloze malen zo gezegd. En intussen denk ik: het moet anders, ons spreken hierover. Het gaat in de eerste hoofdstukken van Genesis over Mens en Leven, over Voorgebracht en Ademtocht en over het land Dwaling.

 

John Walton hielp me op weg. Hij is hoogleraar Oude Testament op Wheaton College en Graduate School en bezig met een Lost World-serie. In het deel over de Lost World of Adam and Eve schrijft hij: “The first thing is that the word ādām is a Hebrew word being ‘human’.” Hoe logisch het ook klinkt, er ging bij mij een licht aan. De twee wereldberoemde namen behoren tot een bepaalde taal die er ooit eens kwam. Lang nadat de eerste mensen ontstonden (of het nu gaat om de homo sapiens of om een aparte creatie van de HEER). “Hebrew does not exists as a language until somewhere in the middle of the second milennium B.C. That means that these names are not just a matter of historical reporting, as if their names happened to be Adam and Eve like someone else’s name is Bill or Mary. Although I believe that Adam and Eve are historical personages – real people in the real past – these cannot be their historical names. The names are Hebrew, and there is no Hebrew at the point in time when Adam and Eve lived.” (58)

 

Het woord ‘ādām heeft in de eerste vijf hoofdstukken van Genesis soms wel en soms niet een lidwoord bij zich. Als het woord een lidwoord heeft kan het geen persoonsnaam zijn. Dan gaat het om het collectief van de mensheid, behandeld als het enkelvoud ‘mens’. (59) In Genesis 1-5 komen we 22 keer het woord ‘ādām tegen met lidwoord, negen keer zonder lidwoord (of voorzetsel). Meestal is dat zonder interpretatieproblemen. Op een enkele plaats na: Genesis 1,27 met lidwoord en toch generiek, je zou het lidwoord ook verwachten bij Genesis 4,25 maar daar ontbreekt het, zo ook in Genesis 5,1. “These chapters are not just giving biographical information on a man named Adam. Lager statements are being made. When the generic is used, the text is talking about human beings as a species. When the definite article is being used, the referent is an individual serving as a human representative. Such representation could be either as an archetype (all are embodied in the one and counted as having participated in the acts of that one) or as a federal representative (in which one is serving as an elect delegate on behalf of the rest). In either case, the representational role is more important than the individual.” (61)

 

Deze uitdrukking voor De Mens of De Mensheid is in het Hebreeuws nauw verbonden met de aarde. Er zijn twee woorden in de Hebreeuwse tekst van Geneisis: erets en adama. Ellen van Wolde, ook Oudtestamenticus, wijst op het typerende verschil tussen die twee in het kader van de Genesisvertelling: “De tekst maakt hierbij een onderscheid tussen de gehele aarde (erets) en een deel daarvan: de gekultiveerde of te kultiveren aardbodem (adama). Kenmerkend voor het ongekultiveerde stuk van de aarde is dat de plantengroei afhankelijk is van het ‘bovenaardse water’ of de regen die aan God wordt toegeschreven; kenmerkend [voor] het gekultiveerde deel van de aarde of de adama is dat deze wordt beïnvloed door ‘onderaards water’ en voor haar plantengroei afhankelijk is van de mens (adam). In vers 2,6 blijkt dat de adama al snel voldoende vocht krijgt, want een niet nader onderaardse vloed welt op en bevochtigt haar. Nu ontbreekt het de adama alleen nog maar aan een mens (adam). Na dit begin spreekt de tekst niet meer over de erets, het gaat alleen nog maar over het kultiveerbare deel van de aarde: de adama en de adam.” (51)

 

Al met al dus reden om te bedenken dat het volk Israel in zijn eigen taal beschreven heeft hoe JHWH Elohiem de hele mensheid claimt als zijn creatie. In het Nederlands krijgt je dan zoiets als: De HEER God schiep de Aardmens, en Hij deed dat in twee varianten: mannelijk en vrouwelijk. Deze is geschikt en onder andere bedoeld om de aarde te cultiveren en met het oog daarop maakt God een vrouw uit de mannelijke Aardmens. Hier worden zij Man en Mannin en na de overtreding met het eten van de vrucht spreken we over Aardmens en Leven. Deze Aardman verwekt bij Leven een kind met de naam die klinkt als Voortgebracht. “De uitleg die de moeder bij de geboorte van Kain geeft (schrijft Ellen van Wolde), is: ‘Voortgebracht (kaniti) heb ik een man tezamen met JHWH.’ (4,1). Zij legt hier een verband tussen Kain en het werkwoord kana dat scheppen, voortbrengen of verwerven betekent en meestal alleen wordt gebruikt bij JHWH om zijn scheppende aktiviteiten aan te geven.” (86, zie ook Deurloo 89-93) Na de dood van broer Ademtocht, zeg maar Zuchtje (hèvèl) is juist de aarde of de akker (adama) het probleem voor Voortgebracht. Dolend en dwalend zal hij over de wereld (erets) gaan: Hij vestigt zich in het Dwaalland (Nod). Karel Deurloo schrijft al in 1967: “Ten aanzien van Gen 4:1-16 komt, zo niet wat de stof dan toch wat de verwerking daarvan betreft, de ballingschap het meest als Sitz im Leben in aanmerking. Van de ballingen kan men zeggen dat ze verdreven van de Palestijnse akker gevestigd zijn in het land Nod en hun ervaring op midrasj-achtige wijze in de figuur van Kain vorm hebben gegeven.”  (131)

 

Naar aanleiding van: John H. Walton, The Lost World of Adam and Eve: Genesis 2-3 and the Human Origins Debate. (With a contribution by N.T. Wright). Downers Grove, IVP Academic, 2015

 

Ellen van Wolde, Verhalen over het begin: Genesis 1-11 en andere scheppingsverhalen.2 Baarn: Ten Have, 1995

 

K.A. Deurloo, Kaïn en Abel: Onderzoek naar de exegetische methode inzake een ‘kleine literaire eenheid’ in de Tenakh. Amsterdam: Ten Have, 1967

 

 

Corien Oranje, Cees Dekker, Gijsbert van den Brink schrijven in Oer (Het grote verhaal van nul tot nu. Heerenveen: Ark Media, 2020) op deze manier de paradijsscene: “Opeens stond er iemand naast me. Een man. Een vreemdeling die ik nog nooit ontmoet heb. Waar hij vandaan kwam, ik weet het niet. Ik weet zeker dat ik daarvoor helemaal alleen was. Hij was er zomaar, zomaar. ‘Goedenavond, Womuntu, zoon van de aarde.’ zei hij.” (53) In het nawoord legt Cees Dekker uit dat bewust gekozen voor namen uit een Afrikaanse taal. “De oorsprong van de mens ligt in Afrika, dus daar moest het verhaal zich afspelen. Dus hebben ze namen gekregen uit Afrikaanse talen.” (158) Waar  het boek pretendeert een hervertelling van het Bijbelse verhaal te zijn, zou het passend zijn geweest als juist een Nederlands equivalent gevonden was. Niet de bepaaldheid van de homo sapiens is het thema van de Genesis-verteller maar claim van de bevrijder van Israël ‘Ik ben’ op de hele mensheid in individuele beelden die het collectief aanduiden. Hij bepaalt de verhoudingen van de Aardmens tot zichzelf, tot de aarde, als man en vrouw en als broers onderling. En of de oorsprong van de mens werkelijk Afrikaans blijft is nog maar afwachten.