Aandachtig en kwetsbaar

“Dit is de directe weg die leidt tot de zuivering van de wezens, tot het te boven komen van verdriet en gejammer, tot het verdwijnen van leed en terneergeslagenheid, tot het bereiken van de juiste levenshouding, tot de realisering van nirvana (hier en nu), namelijk de vier vormen van cultiveren van de aandacht.” (Mahā-Satipaṭṭhāna-Sutta, 1)

 

Anticiperen is mijn ding. In het verkeer doe ik daarom soepel mee. Ik ben geen deadlinesurfer. Ik ben op tijd klaar en soms nog eerder. Dat zijn voordelen. Nadeel is dat ik me slecht helemaal laten opgaan in het hier-en-nu. Ik denk vooruit als ik met iets bezig ben, ik ga soms te lang door. Daardoor misken ik de kansen in het heden en loop ik het gevaar toch altijd ontevreden te zijn over m’n werk. Ooit leerde ik ontspanningsoefeningen te doen. Autogene training noemden ze dat en dat hielp. Maar het was geen definitieve oplossing. Ik moet erop blijven letten. Tegenwoordig is mindfulness een veel geadviseerde strategie om uit de ratrace te stappen of om deprimerende gedachten en gevoelens af te snijden.

 

Een strategie is het inderdaad. De Boeddha heeft er nogal wat woorden aan gewijd. Het behoort tot een van zijn lange leerreden: “Dit is de directe weg die leidt tot de zuivering van de wezens, tot het te boven komen van verdriet en gejammer, tot het verdwijnen van leed en terneergeslagenheid, tot het bereiken van de juiste levenshouding, tot de realisering van nirvana (hier en nu), namelijk de vier vormen van cultiveren van de aandacht.” (1)

 

Het verhaal gaat dat hij met zijn volgelingen ver van huis was. In het land van de Kuru’s (gelegen rond het huidige Delhi) zag hij hoe wijs en gezond de mensen daar waren. Hij heeft er een leermoment voor de monniken van gemaakt. Het past helemaal in zijn levensvisie. Want er is namelijk een weg uit het lijden. Dat is de vierde edele boeddhistische waarheid. De weg tot opheffing van het lijden bestaat uit acht stappen: de juiste visie, het juiste besluit, het juiste spreken, het juiste handelen, de juiste wijze van levensonderhoud, de juiste inspanning, de juiste aandacht en de juiste meditatie. De Boeddha is geen wetgever, hij wijst slechts de weg. Karma zal het resultaat wel tonen. Heilzaam leven is doelmatig en draagt vrucht in zichzelf. De laatste drie van genoemde acht (inspanning, aandacht en meditatie) vormen samen de samādhi. Bij de juiste inspanning gaat het om het de zintuigelijke waarneming niet direct om te laten zetten in emoties van sympathie of antipathie, begeerte of haat. Gelijkmoedig observeren. Als je de automatisch verlopen lichaamsfuncties bewust maakt en controleert, dan ben je bezig met de juiste aandacht. Dat noemt de Boeddha het ‘cultiveren van de aandacht’.

 

Zoals je het lichaam in toom kunt krijgen, zo kan het ook met gevoelens, geest en met mentale factoren. Je maakt zo een einde aan de hunkering naar en het verdriet om de wereld. Het gaat bij het lichaam om de ademhaling, de lichaamshouding en de lichaamsonderdelen. “Zo blijft hij bij het lichaam, bij zichzelf het lichaam beschouwend, bij anderen het lichaam beschouwend of zowel bij zichzelf als bij anderen het lichaam beschouwend. Hij blijft bij het lichaam het kenmerk van ontstaan beschouwend, het kenmerk van vergaan beschouwend of zowel het kenmerk van ontstaan en vergaan beschouwend.” (2)
Een monnik die een aangenaam gevoel ervaart, is zich ervan bewust dat hij een aangenaam gevoel ervaart. Dat is het tweede in de gecultiveerde aandacht. (11) Fysieke gevoelens, niet-fysieke gevoelens, je maakt het bewust. Ook hierbij let hij op het ontstaan en het vergaan ervan. Je hecht je er niet aan.
De menselijke geest kan gepassioneerd zijn of van passie vrij, vol van haat, verward, verkrampt, verstrooid, bekrompen, beperkt, overtroffen, geconcentreerd, vrij of juist niet van dat alles. Je ziet het bewust en het valt je op dat het ontstaat en vergaat. (12)
Zinnelijk verlangen, twijfel en andere hindernissen vallen onder de ‘mentale factoren’. (13) Een monnik kan zich bewust worden hoe die ontstaan, stap voor stap groeit hechting, maar die kan ook weer verdwijnen, zelfs zo dat dergelijke bindingen in de toekomst niet meer ontstaan.

 

In feite kom je door het aandachtig leven bij de vier edele waarheden uit. (17-21) Dit alles leidt tot prachtig resultaat: “Monniken, wie ook maar dit viervoudig cultiveren van de aandacht op deze manier ontwikkelt gedurende zeven jaar, kan een van deze twee vruchten verwachten: doorbrekend inzicht nog in dit leven of, wanneer nog een rest van levensbrandstof is, de staat van niet-meer-terugkeerder.” (22) De Boeddha corrigeert zich direct: vergeet die zeven jaar, het kan in zeven dagen!
Ik ben al wat langer bezig, eerlijk gezegd. Autogene training doe ik zo nu en dan. Zeven dagen lijkt me kort, maar ik geloof de Boeddha wel dat duurzame oefening vrucht oplevert. Ik denk dat er heel veel in het leven komt en gaat. Stress en frustratie zal minder worden als je echt leert loslaten.

 

Er zit wel een merkwaardige paradox in mindfulness. Door het bewust en gelijkmoedig observeren leer je de werkelijkheid te aanvaarden zoals die is. Stop de actie om de werkelijkheid naar je hand te zetten. Maar stoppen is ook een werkwoord. Mindfulness is een daad, een werk, een verdienste. Het geheim zit ‘m er natuurlijk in dat deze actie zichzelf beloont. Wie de discipline onder de knie krijgt, zal merken dat je inderdaad onthechten kan leren. De grondslag ervan is de aanname dat alles wordt en daarom alles vergankelijk is, werkelijk alles. Als iets ontstaat, verdwijnt het ook weer een keer. Juist daarom blijft mindfulness voor mij als christen ook een vraag oproepen: wat nu als er iemand is die onvergankelijk is en zich actueel in je leven presenteert? Als Hij zich aan ons kan hechten en wij aan Hem, is dat lijden en is dat lijden dan blijvend? Bijvoorbeeld als kwestbaarheid?

 

Naar aanleiding van: Dīgha-Nikāya, De verzameling lange leerredes. Vertaald uit het Pali, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Jan de Breet R Rob Janssen. Rotterdam: Asoka, 2001. Jan de Breet is indoloog, Rob Jansen emeritus hoogleraar klinische psychologie en persoonlijkheidsleer en psychotherapeut. Hij studeerde Pali en Sanskriet.

 

 

Ik lees bij Thomas a Kempis (1379/80-1471) een uitspraak die er dichtbij komt: “Als je dicht bij je werkelijke aard blijft, met andere woorden: als je accepteert dat je geboren bent om na een leven vol leed weer dood te gaan, dan zul je je al snel beter voelen en vrede vinden.” (68, De Navolging van Christus, hoofdstuk II De koninklijke weg van het heilig kruis, paragraaf 12). Zoals titel van boek en hoofdstuk al suggereert, het gaat hier om het accepteren van lijden omdat je je innerlijk onlosmakelijk verbonden hebt aan Jezus Christus in leven en sterven.