Aan het hof

“Het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen”. (Daniël 11,32 NV ’51) Een kenmerkende tekst uit het boek Daniël. Het gaat over kennis van God en over volhouden in het geloof en niet aarzelen moedige, tegendraadse stappen te nemen. In het Bijbelboek treffen we de gelovigen niet aan in hun beschermde, overzichtelijke wereld, maar in de hoogste en machtigste kringen van de wereld.

 

Het eerste deel van het Bijbelboek Daniël bestaat uit zes afzonderlijke verhalen. Gemeenschappelijk is dat deze alle spelen aan het Babylonische hof. In hoofdstuk 1 gaat het over de uitzonderingspositie van Daniël en zijn vrienden aan het hof door hun voedselkeuze. In hoofdstuk 2 treedt Daniël voor het eerst op als uitlegger van dromen bij koning Nebukadnessar. Het verhaal over het niet buigen voor het beeld (Daniël 3) cirkelt ook rond deze koning. Zijn ambtenaren beschuldigen de Judeeërs van plichtverzaking en gebrek aan loyaliteit. De hoofdstukken 4 en 5 vertellen over Gods ingrijpen aan het hof als hoogmoed en eigenwijsheid de boventoon voeren. In hoofdstuk 6 komt terug wat in hoofdstuk 3 al naar voren kwam: de jaloezie van de Babyloniërs betreft de integere positie van de Jood Daniël aan het hof en dat proberen zij onderuit te halen. Het is een bundel geschiedenissen over twisten en conflicten in de regering en uiteindelijk over de vraag: wie heeft de grootste macht?

 

Binnen het geheel van het Oude Testament heeft deze serie verhalen veel gemeen met het verhaal van Jozef (Genesis 36-50) en van Ester (het boek Ester). Twee leden van Gods volk die, net als Daniël en zijn vrienden, ongewild terecht komen in de hoogste kringen van een buitenlandse mogendheid. Jozef wordt verkocht door zijn broers (ook jaloezie!) als slaaf naar Egypte. Hij wordt ten slotte onderkoning en trouwt met de dochter van de Farao. Ester is balling in Perzië ten tijde van koning Ahasveros en wordt opgenomen in de harem van deze vorst. In de tijd van het Oude Testament is het leven in een ander land dan Kanaän een teken van geestelijke armoede. God bracht zijn volk naar het beloofde land en wilde dáár met zijn volk in een verbond leven. Dat zou hen voorspoed, welvaart en veiligheid opleveren. Weggevoerd worden naar een ander land is een teken van barsten en breuken in het verbond met God. Het mooie van de verhalen van Jozef, Daniël en Ester is nu dat blijkt dat ook in dergelijke perioden God zijn beloften niet vergeet en zijn kinderen beschermt en bewaart.

 

Het optekenen en bewaren van deze boeken heeft een didactische functie. Zij leren het volk hoe zij moeten handelen bij onderdrukking, tegenslag en gevaar voor eigen leven. Antiochus IV Epiphanes, een Syrische vorst, verbood in de tweede eeuw voor Christus de Joodse religie en ontwijdde de tempel in Jeruzalem. Het boek Daniël geeft een duidelijk belichting van die spannende episode uit de tijd tussen Oude en Nieuwe Testament in (zie hoofdstuk 11). Apocriefe boeken zoals 1 en 2 Makkabeeën vormen een bron van informatie over die tijd. Het boek Daniël geeft een profetische belichting. Eén van de onderdelen van de boodschap is dat je zeker mag weten dat kwade machten een keer aan hun eind komen. Het kwaad heeft niet het laatste woord. Dat blijkt in het verhaal van Jozef: de diepe ellende die Jozef moet doorstaan gaat eens over in een periode van verademing en verhoging. Het gevaar van uitroeiing van de Joden in Perzië wordt bezworen als Haman ontmaskerd wordt en zijn plannen verijdeld worden. Koning Nebukadnessar leert dat hoogmoed voor de val komt (denk aan de wijsheid van Spreuken 16,18) en koning Belsassar krijgt een teken aan de wand en sterft diezelfde nacht nog.

 

Als wij de verhalen uit de eerste zes hoofdstukken van Daniël typeren als ‘hofverhalen’ leert dat ook iets over Gods strategie in deze wereld: Hij bemoeit zich actief met de wereldleiders. Dat laat zien dat ‘geloven’ en ‘kerk-zijn’ over meer gaat dan ons persoonlijke zielenheil en ons lokale leven. God is aanwezig in paleizen en parlementsgebouwen. Hij is bezig met wereldpolitiek en kent de directeuren en speciale gezanten. De HEER kan zich openbaren via dromen en visioenen, maar meestal benut Hij mensen die zich aan Hem verbonden hebben. Die komen dan in spannende situaties terecht waar loyaliteiten soms tot het uiterste worden getest. Trouw aan je heerser, land en volk, op het hoogste niveau, kan dat samen gaan met hoogste loyaliteit aan Jezus Christus als je Heer? Ja, dat kan blijkbaar, als je je God kent ben je sterk en doe je daden. (zie 11,32) Je durft je nek uit te steken, en tegelijk zie je dat zelfs buiten de gelovigen om Christus mensen met macht kan in- en uitschakelen bij de komst van zijn rijk. Nebukadnessar getuigt ervan: “Er is niemand die hem kan tegenhouden of tegen hem kan zeggen: ‘Wat hebt u gedaan?’ (4,32) In een mooie behandeling van de inhoud van het boek Daniël wijst J.I. Packer, emeritus hoogleraar theologie in Canada, erop dat het kennen van God, zoals Hij werkelijk is, grote invloed heeft op de gelovigen. Wie God kent, 1) heeft veel energie voor God, 2) denkt groot over God, 3) durft veel voor God en 4) is diep tevreden met God (24-30). Het is een prachtige reden om God nog beter te leren kennen door het overdenken van de verhalen uit het boek Daniël.

 

Naar aanleiding van: J. I Packer, Knowing God. London: Hodder and Stoughton, 1973